Als diervoederfabrikant proberen wij altijd onze adviezen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij het genetische potentieel van de dieren, om zo een maximaal resultaat te bereiken. Het genetische materiaal wordt door fokkerijorganisaties constant veranderd. Zij gebruiken hier intensieve fokprogramma’s voor om resultaten van dieren te verbeteren.
De laatste jaren zien we dat genetische ontwikkelingen steeds sneller gaan, met name doordat genetisch materiaal makkelijker in kaart wordt gebracht (DNA-Sequencing) en daarmee nauwkeuriger fokprogramma’s opgesteld kunnen worden die specifieke doelen voor ogen hebben. Bij de Ross 308 was wellicht in alle diercategorieën de grootste ontwikkeling te zien in prestatie. In dit artikel gaan we verder in op deze ontwikkelingen en wat komende jaar(of jaren) aandachtspunten gaan worden bij de vleeskuikenouderdieren.
Meer eieren per hen + hogere bevruchting = meer kuikens
Als we kijken naar de prestatieresultaten dan valt het met name op dat er meer eieren per hen worden gelegd. Dit lijkt voornamelijk te komen uit een verbeterde persistentie van de hennen. De piekproductie is niet veel veranderd ten opzichte van 5 jaar geleden, maar het aantal eieren op 60 weken is gestegen. Hierdoor stijgt ook het aantal broedeieren, maar is niet volledig te verklaren door de hogere legpercentages. Hennen leggen minder tweede keus eieren, wat wellicht te verklaren valt doordat ze beter nestgedrag vertonen. Verder zien we een flinke verbetering in het bevruchtingspercentage en daarmee ook het uitkomstpercentage, resulterend in meer kuikens per hen. Deze factoren geven tezamen een gemiddelde stijging van 8 kuikens per hen! (t.o.v. 5 jaar geleden).
Gemiddelde prestatie stijgt, maar spreiding ook
Tot nu toe is dit artikel redelijk rooskleurig, maar als er kritisch naar de data gekeken wordt, moeten er toch wat aandachtspunten benoemd worden. De gemiddelde prestatie van vleeskuikenouderdieren stijgt en deze stijging is te zien op alle bedrijven. Echter de hoeveelheid stijging (in eieren per hen, bevruchtingspercentage en daarmee aantal kuikens) varieert sterk tussen bedrijven. Deze vergroting in spreiding is niet gewenst, omdat het aangeeft dat bij sommige koppels het genetisch potentieel niet volledig benut wordt.
Top 5 koppels hebben de laagste uitval
Uit onze data analyse blijkt dat koppels met de hoogste productiegetallen ook de laagste uitval hebben. Andersom geldt dit ook voor de minder goed presterende koppels; deze hebben de hoogste uitval. De uitval lijkt de voornaamste verklaring voor de grotere spreiding in technisch resultaat tussen alle koppels. Diegene die graag het technisch resultaat van hun koppels wil verbeteren, zou daarom als eerste naar uitval moeten kijken. De uitval blijft bij vleeskuikenouderdieren een aandachtspunt, omdat deze hoger ligt in vergelijking met andere dieren in de pluimveesector. Wij zien dat een aantal afnemers met succes de uitval weten terug te dringen tot minimale niveaus, om zo hun technische resultaat te verbeteren. ABZ Diervoeding heeft ook streefpunten om de uitval verder terug te dringen, om zo maximale (financiële) resultaten te behalen bij de koppels. Dit willen wij bereiken door onze voeders verder te optimaliseren en de juiste begeleiding te geven op de bedrijven.
ABZ Prestatiemeter
ABZ Diervoeding biedt pluimveehouders de mogelijkheid om hun technische resultaten te benchmarken met de ABZ Prestatiemeter voor vleeskuikenouderdieren. Hiermee krijgt u op een eenvoudige manier inzicht in uw verbeterpunten voor komende koppels.
Wilt u meer weten over hoe u het technisch resultaat van uw vleeskuikenouderdieren kan verbeteren?
Contact team vleespluimvee