In het Brabantse Someren zijn we deze keer te gast bij pluimveehouder Gerard Hendrikx. Zijn bedrijf is één van de pluimveebedrijven die in een intensieve samenwerking met ABZ Diervoeding zorgt voor de opfok van vermeerderingsdieren voor de slachtkuikensector.
ABZ Diervoeding verkoopt twintig weken oude vleeskuikenouderdieren en heeft daarvoor een poule van pluimveehouders die de opfok van deze dieren verzorgen. Eén van de opfokkers uit de poule is Gerard Hendrikx (58). Hij en zijn vrouw Maria (58) hebben op twee locaties in Someren, op 100 meter van elkaar, vijf stallen met een totale oppervlakte van circa 5.500 m2, waar ze 55.000 vleeskuikenouderdieren opfokken. Het contractsysteem zorgt voor een sterke binding en goed overleg met ABZ Diervoeding. Gerard is erg te spreken over de betrokken en persoonlijke manier van werken van ABZ Diervoeding.
Risico
Gerard is de jongste telg uit een gezin met tien kinderen. Zijn vader had een rundveebedrijf en vrijwel alle kinderen zijn een agrarisch bedrijf begonnen. Gerard startte in 1979 in Someren een vermeerderingsbedrijf met vleeskuikenouderdieren. In 1997 kocht hij er het naastgelegen bedrijf bij, waardoor hij kon groeien van 10.000 naar 30.000 dieren.
Bijna 25 jaar hebben ze vleeskuikenouderdieren gehad, tot in 2003 de vogelpest kwam. Omdat hij na de vogelpestperiode geen nieuwe vleeskuikenouderdieren kon krijgen, heeft hij twee rondes scharrelkippen gedraaid. ‘Daar was indertijd veel vraag naar in verband met het batterijverbod’, verklaart Gerard deze stap. Maar het was niet zo’n succes. ‘Na de vogelpest kreeg je dieren die toch minder van kwaliteit waren of die net iets te lang hadden gezeten. Wij kregen echt rommel en de eerste ronde ging dan ook dramatisch slecht. Maar de tweede ronde kwam van een andere opfokker en die ging perfect.’
In 2006 zocht broederij Van Lith, waaraan Gerard in het verleden altijd de broedeieren had geleverd, weer contact en vroeg of Gerard weer terug wilde gaan naar vleeskuikenouderdieren. ‘Dat hebben we gedaan, vooral omdat wij het werken met dit soort dieren mooier en leuker vonden. We hadden dat zo’n 25 jaar gedaan en het is ons altijd goed afgegaan. Maar net toen de eerste eieren vielen, ging Van Lith failliet. Dat heeft voor een hoop ellende en kopzorgen gezorgd. Toen kwam ik er pas achter hoeveel risico wij liepen. Ik heb de ronde wel afgemaakt, maar ondertussen waren we in contact gekomen met Joost Kemperman van voormalig Brameco·Zon, die me vroeg of opfok niks voor mij was.’
Opvolging
Dat Gerard en zijn vrouw niet lang over deze vraag hoefden na te denken, had een duidelijke oorzaak. Gerard legt uit: ‘We hebben vier zoons, maar hoogstwaarschijnlijk geen opvolger. Dat vind ik wel jammer, maar ze moeten het écht willen. Ze hebben allemaal een goede baan in de agrarische sector, en geen van hen heeft belangstelling om het bedrijf over te nemen. Ze hielpen wel altijd mee wanneer dat nodig was, maar zijn toch ieder hun eigen gang gegaan.’ Deze situatie heeft ertoe bijgedragen om de knoop door te hakken en opfok te gaan doen. ‘Het geeft meer zekerheid en de arbeid is wat gemakkelijker te plannen, net als de inhuur van extern personeel voor laden, lossen en enten. En dat bevalt me heel goed. Ik kan het mooi alleen doen, met hulp van mijn vrouw. Ook voor haar geeft het veel meer rust en vrije tijd.’
Het overgrote deel (90%) van de opgefokte dieren is van het ras Ross. ‘Ik werk met twee vaste afnemers, maar heb soms wat ruimte over. Die vul ik dan met kleine koppels traaggroeiers voor een derde partij. Zo heb ik nu voor de tweede keer een kleine hoeveelheid Hubbardhanen zitten.’ Vooruitlopend op het Ingrepenbesluit dat op 1 januari 2018 van kracht wordt, waarin komt te staan dat s navels niet meer gelaserd of gebrand mogen worden, willen sommige vermeerderaars nu al onbehandelde dieren hebben. Dit om te kijken tegen welke problemen ze aanlopen. Daarom heeft Gerard inmiddels drie rondes onbehandelde dieren opgefokt. Hoe bevalt dat? ‘Het ís te doen in de opfok, maar je moet het drinkwater goed in de gaten houden. Het nippelsysteem is niet zo geschikt voor kromme snavels; de kippen morsen veel. Niet in alle rondes, maar je moet goed op het drinkwater letten. Het gebruik van voerkettingen heeft hierbij het voordeel dat de snavel wat extra wordt afgestompt door het pikken op het ijzer.’
Huisvesting
In de stallen hebben de dieren de beschikking over een royale beunvoorziening. ‘Vanuit de vermeerdering vond ik de beun een beetje een ondergeschoven kindje. Vroeger hanteerden ze 1 m² beun per 1.000 dieren. Dat vond ik aan de kleine kant. Ik heb een volledige rij plateaus over de hele lengte van de stal geplaatst. Zo hebben de dieren veel vierkante meters om te leren springen. Het verbetert bovendien het beenwerk en dat wordt weer gewaardeerd door de vermeerderaar. Die ziet duidelijke kwaliteitsverschillen.’ Gerard gebruikt voerkettingen en daarnaast biedt hij veel drinkgelegenheid: zes dieren per nippel, waar anderen 8 tot 10 hebben. Bovendien hangen er nog eens 30 ronddrinkers in de stal. ‘Het systeem van de opfokstal sluit zodoende goed aan op het systeem van de vermeerderingsstal. Ook dat waarderen ze op het vermeerderingsbedrijf.’
Gerard ervaart het daarom als een groot voordeel dat hij met vaste afnemers werkt. ‘Je kent onderhand elkaars bedrijven, en door goede communicatie zijn de systemen goed op elkaar af te stemmen. Zo is de overgang voor de dieren zo klein mogelijk en ervaren ze bij het overplaatsen zo min mogelijk stress. Je probeert toch een kip af te kunnen leveren die de vermeerderaar wenst: uniform en met het juiste eindgewicht. Niet te veel en niet te weinig.’
Toekomst
Voor de toekomst heeft Gerard, nu de jaren gaan tellen en hij geen zicht heeft op bedrijfsopvolging, niet veel plannen. Hoewel… er klinkt in zijn stem enige hoop door wanneer hij zegt: ‘Ach, wie weet, met een schoondochter die in het pluimvee werkzaam is en een kleinkind dat op komst is…’
Onderstaand een foto-overzicht van de bedrijfsreportage bij pluimveehouder Gerard Hendrikx: