Een gezond kuiken begint bij een goed broedei. De kwaliteit van het broedei verwijst naar verschillende kenmerken zoals de grootte, vorm, schaalsterkte, en interne kenmerken zoals de dooier- en eiwitkwaliteit. Er zijn verschillende factoren waarmee er invloed uitgeoefend kan worden op deze kenmerken en dus op de broedeikwaliteit. De genetische potentie van de ouderdieren heeft wellicht de grootste invloed op de broedeikwaliteit, daarnaast opslagcondities en hygiëne van het ei, broedcondities en voeding van zowel de hennen als de hanen.
Een goed broedei begint bij een schoon broedei
Dit vereist dat nesten, vooral nestmatten, vrij van vuil zijn en dat er zorgvuldig wordt geselecteerd bij het inpakken van eieren. Een vuil broedei draagt veel micro-organismen op de schaal. Wanneer het ei afkoelt en de inhoud krimpt, worden pathogenen zoals bacteriën en schimmels door de poriën van de schaal naar binnen getrokken. Deze ingedrongen bacteriën en schimmels kunnen leiden tot bederf van het ei, sterfte van de kiem en het risico op klapeieren vergroten.
Bij het rapen van broedeieren moet in de gaten worden gehouden dat het ei zo min mogelijk schokken ondergaat. Tocht over de eierband dient ook voorkomen te worden. Verder is het van belang dat de eieren niet te warm zijn, wanneer ze in de trees geplaatst worden. Zeker wanneer de broedeieren op pulptrees geplaatst worden, zullen verse warme eieren te lang over de afkoelperiode doen vanwege de isolerende werking van de trees. Bij zulke eieren zal het embryo te lang door ontwikkelen en in een stadium komen waarop het niet meer bewaard kan worden. Als deze broedeieren pas na enkele dagen de broedmachine in gaan dan zal het embryo afsterven.
Opslagcondities
Bij het bewaren van eieren zijn vooral de bewaartijd, temperatuur en luchtvochtigheid van belang voor succesvolle broedresultaten. In warmer weer is het raadzaam de eieren meerdere keren per dag te rapen, maar let wel op de afkoelperiode van het ei.
Eierschalen zijn poreus, en in een te droge omgeving zal vocht uit de eieren verdampen. Daarom is het advies om de eieren te bewaren in een vochtige omgeving (met een relatieve luchtvochtigheid van ongeveer 60-80%) en een stabiele temperatuur (rond de 18°C).
In het eierlokaal is een gelijkmatig klimaat van groot belang. Als er luchtstroom aanwezig is, moet deze rustig zijn en niet direct over de eieren waaien. Bovendien dienen de containers enigszins van de muur af en van elkaar te staan. Bij warm weer bestaat het risico dat de koelcapaciteit van het eierlokaal tekortschiet, waardoor het te warm wordt en de embryo’s overmatig ontwikkelen.
Het embryo moet zich in een specifiek stadium bevinden voor een optimale bewaring en transport van de eieren. De afkoelperiode van het broedei speelt hierbij een essentiële rol.
Bij het leggen heeft het ei een temperatuur van ongeveer 41 graden Celsius. Het ideale scenario is dat het ei binnen 5 tot 6 uur afkoelt tot een schaaltemperatuur van ongeveer 22-25 graden Celsius. Indien de eieren te snel afkoelen, bijvoorbeeld door tocht over de eierband, kan het embryo onvoldoende ontwikkelen. Bij een te langzame afkoeling, zoals bij warm weer, zal het embryo juist te ver door ontwikkelen.
Een onvoldoende of overmatige ontwikkeling van het embryo zal resulteren in het uitblijven van een goed kuiken uit het ei, of in een minder levensvatbaar exemplaar.
Hanenvoer en hennenvoer
De relatie tussen voeding van het ouderdier en broedeikwaliteit is een complex maar wel een belangrijk aspect. Door het optimaliseren van de juiste nutriënten zoals calcium, eiwitten, vitaminen en mineralen in het dieet, kan een impact hebben op broedeikwaliteit.
Calcium is een essentiële voedingsstof voor moederdieren tijdens de leg, aangezien het de basis vormt voor sterke eierschalen. Een adequaat calciumgehalte in het dieet is cruciaal om dunne en broze eierschalen te voorkomen, die kunnen leiden tot lagere uitkomsten en zelfs embryo-verlies. Naast voldoende calcium is het ook belangrijk dat dit goed beschikbaar is voor opname door de moederdieren. Dit kan worden bereikt door het gebruik van calciumrijke voedingsbronnen en het handhaven van een geschikte calcium:fosfor-verhouding in het dieet.
Eiwitten zijn cruciaal voor de ontwikkeling van gezonde embryo’s en de kwaliteit van dooiers in broedeieren. Een tekort aan eiwitten kan leiden tot abnormale embryo-ontwikkeling en verminderde voedingswaarde van de dooier, wat resulteert in lagere kuikenoverleving en groeiprestaties na uitkomst.
Het is belangrijk om te zorgen voor een uitgebalanceerd dieet dat voldoende hoeveelheden essentiële vitaminen en mineralen bevat. Verschillende vitaminen en mineralen spelen specifieke rollen bij de reproductieve gezondheid, de ontwikkeling van eieren en de groei van embryo’s. Dit omvat vitamine A, vitamine D, vitamine E, verschillende B-vitaminen, selenium, zink en andere micronutriënten die allemaal cruciaal zijn voor een optimale broedeikwaliteit en kuikenproductie.
Hierbij moet wel onderscheid gemaakt worden tussen het hennenvoer en hanenvoer. Zo liggen energie, calcium en eiwit in het hanenvoer lager aangezien de haan geen ei hoeft te leggen (waar de behoefte van de hen naar toe gaat), maar een hogere behoefte van bepaalde antioxidanten en vitamines zoals Vitamine E, omdat dit een positief effect heeft op de bewegelijkheid van spermatozoa.
Afleveren van broedeieren
Wanneer de broedeieren opgehaald worden is het van belang rekening te houden met het weer buiten. Condens op de eieren moeten we proberen te voorkomen, de eieren moeten zo snel mogelijk de vrachtwagen in. Verder is het belangrijk dat de containers met eieren zo min mogelijk schokken ondergaan. Door grote schokken kan het embryo scheuren.
Tips & advies voor het bewaren van broedeieren:
Wilt u meer informatie over het bovenstaande? Neem dan contact op met onze vleespluimveespecialisten:


