In het Actieplan Ammoniak Veehouderij wordt aangegeven dat de bedrijven die in de periode na 2013 willen stoppen de mogelijkheid wordt geboden om hun bedrijf nog enkele jaren voort te zetten tot uiterlijk 2020. Voorwaarde hierbij is wel dat de stoppersmaatregelen vanaf 1 januari 2013 gemeld zijn en uiterlijk 1 april 2013 gerealiseerd zijn. Het gaat hierbij om maatregelen die een even grote emissiereductie realiseren als wanneer emissiearme stalsystemen zouden worden toegepast om zodoende aan de emissie-eisen van het Besluit Huisvesting te voldoen. Voermaatregelen die in deze regeling ten behoeve van ammoniakreductie zijn opgenomen zijn het verlagen van het eiwitgehalte, het verhogen van het NSP gehalte (zeugen) en het gebruik van benzoëzuur.
In de laatste update van Infomil is naar voren gekomen dat twee of meer voermaatregelen helaas niet gecombineerd kunnen worden. Concreet betekent dit dat er per diercategorie slechts één voermaatregel toegepast kan worden: dus niet 1 procent benzoëzuur en laag eiwitvoer voor vleesvarkens, maar 1 procent benzoëzuur of laag eiwitvoer.
De verlaging van het eiwitgehalte zorgt voor een ammoniakemissie door een verlaagd ureumgehalte in de urine en een verlaagd ammoniumgehalte van de mengmest. En daarnaast door een lagere pH van de mengmest met een lager ruw eiwit gehalte. Benzoëzuur geeft een verzuring van de urine en daarmee van de mengmest, waardoor ammoniak minder snel vervluchtigt. Over het algemeen geldt dat de emissiemaatregelen niet direct consequenties hebben voor de productieresultaten, zolang door het toevoegen van synthetische aminozuren de niveaus aan limiterende aminozuren gehandhaafd blijven. Het is daarbij echter wel van belang dat er ook wordt voldaan aan de eisen van de essentiële aminozuren die niet synthetisch beschikbaar zijn, zoals de aminozuren leucine, isoleucine en histidine. De niveaus van de aminozuren, waarbij darmverteerbaar lysine het eerst limiterende aminozuur is, bepalen of de verlaging van het ruw eiwitgehalte een kostprijseffect tot gevolg heeft. Hoe lager de aminozuren gehalten hoe makkelijker de eiwitbeperkingen gehaald kunnen worden in de optimalisaties. Het voordeel van een verlaagd eiwitgehalte in het voer is een positief effect op de voeropname, zo blijkt eveneens uit onderzoek van Schothorst Feed Research. Daarnaast heeft een verlaging van het ruw eiwitgehalte een positief effect op darmgezondheid (voornamelijk bij jonge dieren) door een lagere eiwitfermentatie en daardoor een betere mestconsistentie.
In verband met deze emissie-eisen zijn er aparte vleesvarkensvoeders in het assortiment opgenomen die een lager eiwitgehalte of 1 procent benzoëzuur bevatten. Voor de stoppersregeling wordt voor vleesvarkens een referentiewaarde van 160 g/kg ruw eiwit gemiddeld over de gehele productieperiode aangehouden. De apart samengestelde vleesvarkensvoeders zorgen voor een verlaging van 15 g/kg ruw eiwit, dat resulteert in een voerlijn met gemiddeld 145 g/kg ruw eiwit over de gehele productieperiode. Hiermee behaalt u vervolgens een emissiereductie van 15 procent. De voerlijn met 1 procent benzoëzuur bevat een hoger niveau aan aminozuren, waarbij benzoëzuur daarnaast positieve effecten heeft op technische resultaten en darmgezondheid van biggen en vleesvarkens. De toevoeging van benzoëzuur resulteert in deze voeders eveneens voor een emissiereductie van 15 procent.
Wilt u graag meer weten over voermaatregelen ten behoeve van ammoniakreductie? Neemt u dan gerust contact op met één van onze sectorspecialisten.