Voedingsvezels in varkensvoeding zijn gezond en zorgen voor smeuïge mest, dat is bekend. Waardoor komt dit en hoeveel voedingsvezels zijn er dan nodig in het varkensvoer? De optimale hoeveelheid voedingsvezels hangt af van het levensstadium van het varken. Een gespeende big kan voedingsvezels nog niet goed verteren, maar voor welzijnsvoer voor de dragende zeugen wordt juist gekozen voor een hoog aandeel voedingsvezels. Daarnaast maakt het uit welke vorm van vezels worden aangeboden. Zo bevat bietenpulp weer een ander type vezels dan bijvoorbeeld gerst of stro.
Voedingsvezels in varkensvoer
Onder vezels worden over het algemeen de koolhydraten verstaan die niet worden afgebroken door de aanwezige enzymen voor de dikke darm. In tegenstelling tot zetmeel en suikers is deze fractie onverteerbaar in de dunne darm. Er zijn verschillende manieren om gehaltes aan vezels weer te geven. De bekendste hiervan is het ruwe celstof, dat ook op de voerlabels vermeld staat. Het gehalte aan ruwe celstof geeft de hoeveelheid celwanden in het voer aan. Het ruwe celstofgehalte is één van de parameters om de voederwaarde van grondstoffen te bepalen. Als indicatie voor het aandeel celwanden wordt het inmiddels achterhaald door waarden als NSP (NonStarch Polysaccharides oftewel niet-zetmeel koolhydraten) die verder onderverdeeld kan worden in fermenteerbare koolhydraten (FK) en inerte koolhydraten (IK).
NSP’s
Tot 90 procent van plantcelwanden bestaat uit NSP’s. Dit zijn vooral cellulose, hemicellulose en pectine. Cellulose heeft een beperkte fermentatiecapaciteit, terwijl pectines voor een groot gedeelte worden gefermenteerd in de dikke darm. De NSP fractie kan worden opgedeeld in oplosbaar en niet-oplosbaar. De oplosbare NSP’s kunnen worden gefermenteerd in de dikke darm, zodat ze energie kunnen leveren (Fermenteerbare Koolhydraten, FK), terwijl de niet oplosbare NSP’s worden uitgescheiden in de mest (Inerte Koolhydraten, IK). Niet oplosbare NSP’s hebben echter wel de functie dat ze de vertering kunnen bevorderen. Doordat de oplosbaarheid voor een groot deel afhankelijk is van de structuur van de vezel, kan er ook bepaald worden welk type vezels een grondstof aanlevert. Onoplosbare vezelbronnen zijn bijvoorbeeld plantstengels zoals tarwestro of onbehandelde hullen en doppen van granen. Bietenpulp wordt gebruikt als een bron van oplosbare vezels, terwijl sojahullen zowel een hoog aandeel oplosbaar als onoplosbare vezels hebben.
Vertering van nutriënten
De waterbindende capaciteit en de mate van opzwellen van een grondstof/ varkensvoer zijn van belang bij de vertering van de nutriënten. Opzwellen van een product zorgt voor een vergroting van de oppervlakte van het materiaal, waardoor de micro-organismen in de dikke darm het product makkelijker kunnen fermenteren. Bietenpulp is zo’n grondstof met een hoog waterbindend vermogen, waar de waterbindende capaciteit van belang is. De lichaamseigen enzymen in de dunne darm kunnen deze vezelfractie namelijk niet verteren. De bacteriën in de dikke darm kunnen een gedeelte van deze vezels dan afbreken, waarbij ook vluchtige vetzuren vrijkomen die een bron van energie zijn voor het varken. Micro-organismen reageren daarnaast ook op de toevoer van meer vezels door de fermentatie activiteit te verhogen en in aantallen toe te nemen. Hierdoor werken vezels ook als een pre-bioticum in de dikke darm. Daarnaast heeft het waterbindend vermogen ook een effect op de maaglediging, zo wordt de passagesnelheid in het maag-darmkanaal vertraagd waardoor er meer tijd is voor een goede vertering.
Wanneer heeft een varken vezels nodig?
Dat verschilt per diercategorie. We starten daarvoor bij de biggen. Het maag-darmstelsel van biggen is nog niet volledig ontwikkeld, hierdoor kunnen biggen vezels niet optimaal benutten. Onoplosbare vezels hebben echter een positief effect op de darmfunctie, waardoor pathogenen minder kans hebben om aan te hechten. De oplosbare vezelfractie zorgt ervoor dat de microflora ondersteund wordt. Dankzij deze oplosbare vezelfractie kunnen goede bacteriën groeien en krijgen slechte bacteriën minder kans om zich te ontwikkelen. Een big kan alleen minder energie uit de oplosbare vezelfractie halen dan een volwassen varken, waarvoor dan ook de E-big (energiewaarde biggen) is ontwikkeld.
Naarmate een varken ouder wordt, is het steeds beter in staat om de oplosbare vezels te fermenteren in de dikke darm, wat onder andere energie oplevert.
Aanvullende informatie over voedingsvezels bij varkens
Vindt u dit artikel over vezelvertering bij varkens interessant? Wellicht geldt dit ook voor de onderstaande onderwerpen:
- Wenst u aanvullende informatie over eiwitvertering bij varkens: klik hier >
- Wenst u aanvullende informatie over vetvertering bij varkens: klik hier >
- Wenst u aanvullende informatie over zetmeelvertering bij varkens: klik hier >
Wenst u uitgebreide informatie naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met één van onze varkensvoorlichters.