In hun ‘stal van de toekomst’, met vloervoedering en loslopende zeugen in de kraamstal, werken Gerbert en Antonet Oosterlaken uit Beers efficiënt en gezond. Ze krijgen hun biggen al heel jong aan het vreten met als resultaat een bovengemiddeld speengewicht en biggen die heel goed opstarten.
Gerbert (61) en Antonet (58) hebben een varkensbedrijf met een vierwekensysteem. Samen met twee medewerkers verzorgen ze 600 zeugen, 250 opfokzeugen en 1.800 vleesvarkens. Twee derde van de biggen wordt verkocht. Een derde mesten ze zelf af. Hun dochters (31 en 29) en zoon (27) hebben geen van allen interesse om het bedrijf over te nemen. Gerbert startte in 1982, direct na de HAS, op het varkensbedrijf van z’n ouders met 1.500 eigen vleesvarkens. In 1986 trouwde hij met Antonet, wier ouders een zeugenbedrijf hadden. Dat bedrijf namen ze in 1995 over, dat van Gerberts ouders in 2000.
De Welzijnswet van 2014 vereiste een forse verbouwing, maar een vergunning daarvoor leek op de zeugenlocatie onmogelijk. Dat bedrijf is beëindigd en er kwam een compleet nieuw plan voor de vleesvarkenslocatie.
Pro Dromi stal
Dat plan viel samen met het beëindigen in 2012 van jarenlange bestuurlijke activiteiten van Gerbert voor (Z)LTO. “Binnen LTO had ik altijd de portefeuille diergezondheid”, legt Gerbert uit. “Ik heb in talloze projectgroepen gezeten en veel geleerd. Met al die kennis wilde ik het bedrijf van de toekomst bouwen met zo min mogelijk antibioticagebruik.” Het werd een 8 meter hoge Pro Dromi stal voor 600 zeugen in een vierwekensysteem, die in 2013 in gebruik is genomen. De stal is qua opzet gericht op het bevorderen van gezondheid en welzijn, zowel van dier als mens. Er zijn drie kraam-opfokafdelingen en de looplijnen zijn extreem kort. In de kraamhokken liggen de zeugen vast van twee dagen voor het werpen tot vijf dagen erna. Het complete bedrijf heeft mestpannen onder de vloer.
Momenteel wordt de stal omgebouwd zodat mest hooguit drie dagen onder de afdeling ligt, wat de luchtkwaliteit sterk verbetert. Contact tussen diergroepen wordt zoveel mogelijk vermeden. Tomen worden niet gemengd. “Vandaar kraam-opfok: tot 25 kg worden de biggen niet verplaatst. Ze ervaren minder stress en dat helpt de dieren gezond te houden. Met 27 dagen worden de biggen gespeend en met negen weken (25 kg) afgeleverd. Uitval na het spenen is op jaarbasis 1,6%, de afgelopen vier maanden zelfs minder dan 1%.”
Het loslaten van de zeug in de kraamfase vraagt goede moedereigenschappen en een rustige zeug. In de fokkerij probeert Gerbert daarom dichter naar zijn doel te komen: een zorgzame zeug die haar biggen zonder al te veel hulp kan grootbrengen. Het bedrijf fokt zijn eigen gelten op basis van vooral TN50 en TN70. Dat de dieren loslopen, geeft risico van doodliggen. Maar dat blijkt, ondanks het systeem, geen groter probleem dan elders. Wel blijkt zo’n vijf procent van de zeugen niet te kunnen omgaan met dit systeem en ligt bij herhaling een bovengemiddeld aantal biggen dood. Zij blijven net als in het conventionele systeem opgesloten.
Vloervoedering
De stal kreeg dichte vloeren zodat vloervoedering mogelijk is. “Wij voeren op een manier die het natuurlijke wroetgedrag stimuleert. Al na drie of vier dagen wroeten de biggen bij de kop van hun moeder een beetje mee. Ze eten misschien nog niet, maar ze ontdekken al wel. We stimuleren dat extra door een beetje CCM te geven. Wat op de vloer ligt, vreten ze vroeg of laat op. Pure voerefficiëntie. Zo druk je de kostprijs.” Gerbert verbruikt weinig biggenvoer in de zoogperiode, omdat de biggen dankzij vloervoedering in de kraamstal een aardig hapje met hun moeder mee-eten. Ook bij de dragende zeugen is heel bewust voor vloervoedering gekozen. Maar dat werkt niet op elk bedrijf, realiseert Gerbert zich. “Wij werken met een vierwekensysteem. De groepen delen we op in kleine groepen van zeugen die bij elkaar passen. We houden pariteiten gescheiden en zelfs binnen een pariteit kunnen we nog conditiegroepen maken. Zo kunnen we zeugen die dat nodig hebben, harder voeren. Ik heb heel weinig kreupele zeugen. Het zijn rustige, stabiele groepen zonder rangordegevechten.”
Spier/spekmeting
Het afbigpercentage was vorig jaar ruim 91%. Een mooi percentage, vindt Gerbert, maar ook een goede vitale big is belangrijk. Dit begint al in de kraamstal. Twee weken na werpen begint de follikelrijping, dus in die fase is lactovoer van groot belang, dieren moeten voldoende voer op kunnen nemen. “De eerste 4 à 5 weken van de dracht is een heel belangrijke periode voor de embryo-ontwikkeling. In overleg met Theo ter Maaten van ABZ Diervoeding gebruik ik de spier/spekmeting (GMI-scan) om de voeropname van de zeug bij te sturen.” Bij hoge temperaturen moet de zeug zo weinig mogelijk interne warmte produceren door het voer dat die eet. Daarom voerde Gerbert afgelopen zomer Zomerlacto. “De zeug vreet er gemakkelijker van door, met een goede volgende worp als gevolg. Dat beviel goed en doen we komend jaar weer.” Na 35 jaar bij dezelfde voerleverancier, wilde Gerbert vier jaar geleden een andere leverancier omdat hij al enkele jaren zijn doelstellingen niet kon halen. Na gesprekken met vijf voerbedrijven sprak de aanpak van ABZ Diervoeding hem het meest aan. “De mensen straalden vertrouwen uit en met hen voelde ik een klik. Het is niet altijd alleen maar kunde, het is ook teamwork.”
Keuze voor Hycare
Gerbert heeft gekozen voor het Hycaresysteem. “Dat is hygiëne op hoog niveau: werken met handschoentjes, coating op de vloeren, de gangen goed schoonhouden, per diercategorie een eigen kleur voor materialen, laarzen en overalls en één leeftijdscategorie per afdeling. We hadden al een hoge hygiënegraad, maar dat is nog verder geoptimaliseerd. We hebben dierdagdoseringen van 3 voor zeugen, 1,4 voor gespeende biggen en 0,1 voor vleesvarkens.” Ook doet Gerbert mee in het VOB-concept: Varken Op z’n Best. “Het is een goed concept dat ons gaat helpen om meerwaarde te krijgen voor onze investeringen in dierenwelzijn en diergezondheid.”
Werkplezier
“Er zijn niet zo heel veel bestuurders die op topniveau gefunctioneerd hebben en die vervolgens gewoon teruggaan in de praktijk. Ik heb dat wel gedaan, heb de stal van de toekomst gebouwd en dat is me heel goed bevallen. Ik ben trots op mijn dieren, op de frisse lucht in de stal, de rust en het werkgemak. En vooral op het werkplezier dat mijn medewerkers uitstralen. Dat nieuwe medewerkers van een uitzendorganisatie bij de koffie zeggen: ‘Jemig, wat werkt dit mooi’, dat doet mij goed.”