Een juiste leeftijdsopbouw van de zeugenstapel is belangrijk voor het behalen van topprestaties voor een vermeerderingsbedrijf. Een kritische blik op het vervangingsbeleid kan vaak bijdragen aan het verbeteren van het financiële resultaat, omdat het vervangingsbeleid invloed heeft op de biggenproductie.
Vervangen met beleid
Te vaak gaat het vervangen van zeugen nog samen met de biggen- en varkensprijzen en de economische situatie op vermeerderingsbedrijven. Er wordt bij goede biggenprijzen soms te gemakkelijk vervangen en bij mindere goede biggenprijzen te weinig. Het vervangen zonder plan en zonder analyses leidt tot economische verliezen bij zowel teveel als te weinig vervangen. Het gemiddelde vervangingspercentage is al jaren constant. De verschillen per bedrijf zijn echter groot, met verschillen van 25 tot 60 procent. Bedrijven met eigen aanfok vervangen vaak makkelijker dan bedrijven die de opfokzeugen op dekrijpe leeftijd aankopen.
Het advies is: zorg voor een constante aanvoer van dekrijke opfokzeugen.
Genetische aanleg
Tijdig vervangen geeft een doorlopende verbetering in genetische aanleg. De jaarlijkse vooruitgang in aantal levend geboren biggen, grootbrengend vermogen, groei/ voerconversie en slachteigenschappen van de vleesvarkens is fors. Hierdoor hebben oudere zeugen al snel een behoorlijke genetische achterstand. Jaarlijks stijgt de biggenproductie met 0,3 tot 0,5 big per jaar. Dit nog los van de eigenschappen waar de vleesvarkenshouder van profiteert.
Weet waarom uw zeugen uitvallen of vervangen moeten worden
Een goed vervangingsbeleid begint met het in beeld brengen van uw huidige situatie. Leg de relatie tussen worpnummer en reden van uitval/vervanging vast, zodat management hierop aangepast kan worden. Dit is per bedrijf sterk verschillend. Bijvoorbeeld beenwerk problemen bij jonge zeugen kan zijn oorzaak hebben in de huisvesting of bij de selectie in de opfok. Analyseren begint bij het beschikken over cijfers en gegevens. Houd daarom de reden van afvoer/uitval bij.
Veel voorkomende redenen zijn:
- Reproductie 28%
- Ouderdom 23%
- Beenwerkproblemen/ziek 17%
- Lage productie 14%
- Dood/sterfte 6%
Vooral onder het kopje reproductie vallen meerdere oorzaken. Splits deze daarom uit in levend geboren, terugkomen, berigheid etc. In Pigmanager/Farm is dit te vinden in overzicht 2-4-3.
Leeftijdsopbouw
Eerste en tweede worps zeugen scoren goed in grootbrengend vermogen. Oudere zeugen hebben vaak meer levend geboren biggen. Zeugen van worpnummer 3 t/m 5 hebben de beste resultaten. Vanaf worp 5 stijgt het aantal doodgeboren biggen. Oudere zeugen hebben vaak minder uniforme biggen en meer uitval. De uierkwaliteit neemt af. Een goede praktische graadmeter hiervoor is het verschil tussen het aantal biggen bij de zeug op dag 3 na geboorte en het aantal gespeende biggen.
Een hoogproductieve zeugenstapel heeft dus een goede opbouw naar cyclus. Overweeg om te kiezen voor een vaste laatste worp, bijvoorbeeld vanaf de 8e of 9e worp standaard vervangen. Dit verkleint de kans op missers. Gezondheid en leeftijdsopbouw gaan vaak samen.
De quarantaine stal is niet gebouwd op grote wisselingen in aanvoer. Een regelmatige aanvoer voorkomt hier dus onder/overbezetting of een te korte quarantaine periode.
Als standaard regel wordt gehanteerd dat de eerste drie worpen op een bedrijf 50 procent van de zeugen uitmaken. Hieronder zie je een wenselijke opbouw van een zeugenstapel. Deze is in Pigmanager/Farm voor uw bedrijf te vinden in overzicht 1-7-8.
Norm:
1e cyclus 19% ; 6e cyclus 8%
2e cyclus 17% ; 7e cyclus 6%
3e cyclus 14% ; 8e cyclus 5%
4e cyclus 12% ; 9e cyclus 5%
5e cyclus 10% ; >9e cyclus 4%
Economische waardering vervanging
Om uiteindelijk goede financiële resultaten te behalen is een juist vervangingsbeleid van belang. Uit onderzoek blijkt dat (opfok)zeugen minstens drie worpen mee moeten gaan om een positief resultaat neer te zetten. Dit komt door de economische afwaardering van de gebruikswaarde van een opfokzeug naar slachtzeugenprijs.