Lactovoer is bestemd voor zeugen vanaf circa een week voor werpen tot spenen. Door omstandigheden in de praktijk wordt er vaak maar één lactovoer gevoerd gedurende de hele lactatie aan alle pariteiten. Om de zeugen nutritioneel gezien zo goed mogelijk te ondersteunen zijn verschillende voeders nodig. Hierbij kun je denken aan een transitievoer en een twee fasen lacto of bijvoorbeeld apart voer voor jonge zeugen.
Twee fasenvoer
- In de eerste fase ligt de nadruk op het voorbereiden van het werpen, werpproces zelf en opstart melkproductie.
- De tweede fase streven we naar maximale melkproductie en beperken van het gewichtsverlies van de zeug.
Tijdens het werpproces en de lactatie is er een hoge calciumbehoefte voor respectievelijk spiercontracties van de baarmoeder en melkproductie. Calcium wordt in de darm opgenomen door middel van een vraag-gereguleerd proces, wat wil zeggen dat de opname toeneemt als de behoefte stijgt. Deze aanpassing duurt echter een aantal dagen. Een calciumtekort rondom het werpen kan resulteren in een langer werpproces en een uitgestelde opstart van de melkproductie. De elektrolytenbalans beïnvloedt het botmetabolisme en kan daardoor de calcium beschikbaarheid vanuit het bot bevorderen. Een lage elektrolytenbalans zal zodoende de beschikbaarheid van calcium verhogen en het werpproces en de opstart van de melkproductie bevorderen. In drachtvoeders houden we een hoge elektrolytenbalans aan om botontkalking en beenwerkproblemen te voorkomen. Tijdens transitie kun je voor kortere periode dan wel lage elektrolytenbalans hanteren om extra calcium te mobiliseren. Voor transitievoeders is daarnaast ook voldoende verteerbaar fosfor van belang, aangezien deze een positief effect heeft op het werpproces.
Naast de mineralen is ook een nutriënt als ruwe celstof (vezelfractie) belangrijk. Constipatie rondom het werpen proberen we te voorkomen, maar ligt vaak wel voor de hand door lagere voeropname rondom werpen en hogere waterresorptie uit de darm in verband met melkproductie. Drachtvoer bevat veel FK (fermenteerbare koolhydraten) en een lactovoer is veel zetmeelrijker wat negatief werkt op mestconsistentie, dus daardoor wordt constipatie in de hand gewerkt. Voeders met voldoende FK en IK (inerte koolhydraten) hebben een positief effect op de mestconsistentie rondom werpen. Te hoog FK kan daarentegen wel weer opname remmend werken voor de 2e fase van de lactatie, wat we daar niet wensen gezien het behoud van conditie.
Voor ruw eiwit geldt dat een te hoog gehalte rondom werpen negatief kan werken op het werpproces. Ongebalanceerde microflora van de zeug door te hoog ruw eiwit kan de oorzaak daarvan zijn. Voor de tweede fase lactatie wil je juist meer lysine / ruw eiwit in de zeug zien te krijgen voor maximale melkproductie en conditiebehoud van de zeug. Vooral bij de jongere dieren is het belangrijk dat lactatievoer daarvoor voldoende geconcentreerd is gezien de gemiddeld lagere voeropname tijdens de lactatie.
Door de verschillende fasen te scheiden is het dus mogelijk om meer naar de behoefte van het dier te voeren. Heeft u vragen over twee fasenvoer in de kraamstal neem dan contact op met èèn van onze varkensspecialisten.