Zeugenhouder Arie van Ginkel uit Scherpenzeel is een ondernemer die altijd naar vernieuwing blijft zoeken. Sinds 2019 heeft hij een hoogproductief SPF-zeugenbedrijf, maar het was wel even zoeken naar het juiste biggenvoer.
Arie van Ginkel (40) nam in 2017 het bedrijf met 850 zeugen over van zijn vader. In 2019 schakelde hij om naar SPF. Hij verbouwde zijn stallen en voerde een Depop Repop door. Toen voorzag hij al dat hij aanpassingen zou moeten doen in het voer, omdat SPF-varkens veel efficiënter omgaan met wat ze binnenkrijgen. Deze reportage schetst de vervolgstappen en de zoektocht naar het juiste voer, met name voor de biggen.
Overschakeling
Die zomer van 2019 haalde Arie gelten uit Denemarken (half Deense Yorkshire, half Deens Landras), die hij inkruiste met Deense Yorkshire. De start was lastig, met veel diarree. De zeugen waren meel gewend en kregen hier brok. Arie: “Daar hebben we toen fors op moeten schakelen met meer structuur en iets luxer voer. Maar in samenwerking met ABZ Diervoeding is dat probleem opgelost.” In 2021, op de top van de productie van de jonge zeugen, zat hij op dik 40 gespeende biggen per zeug per jaar. Nu er diversiteit in leeftijd gaat ontstaan, daalt de productie weer. Momenteel speent hij 38,5 biggen, nog steeds een bovengemiddeld aantal.
Arie richt zich in de stal vooral op de dragende zeugen en gespeende biggen. Hij heeft twee medewerkers in dienst van wie één hoofdverantwoordelijk is voor de kraamstal, de ander helpt veel mee in de kraamstal en assisteert bij overige werkzaamheden. Verder werkt er één dag per week een zzp’er mee bij het spenen. Aries vrouw Bertine (41) doet de administratie, naast haar baan buitenshuis. Van de vier kinderen (tussen 10 en 16 jaar oud), werkt de oudste zoon (15) zo nu en dan mee in de stal.
Inkruisen
Arie heeft tijden gekend dat hij 20 levendgeboren biggen per zeug had. Maar zo’n hoge productie heeft ook een keerzijde, erkent hij nu. “Het geeft veel meerwerk, bijvoorbeeld door het overleggen; je bent nooit klaar. Het werden er gewoon te veel. Iets meer arbeidsgemak is ook wat waard.”
Daarom is hij nu aan het terugkruisen, eerst met Deens Landras, maar sinds november met Noors Landras van Topigs. Nu zit hij op 18,5 levendgeboren biggen. “Straks als die Noren zijn ingekruist, zal dat dalen naar 17,5 verwacht ik. We vervangen momenteel 60% van de zeugen per jaar. Bij de zeugen heb ik niet veel uitval, zo’n 6%, maar ik heb natuurlijk eigen aanfok. Elke week staan 9 of 10 nieuwe opfokgelten klaar. Dan vervang je ook wat gemakkelijker. Ik wil weer terug naar die 45% vervanging waarop ik in het verleden zat.”
Arie kiest nu vooral voor uierkwaliteit en accepteert productiedaling. “Bij het Deense Landras hadden de meeste 14 spenen. De gelten die ik nu aanfok hebben minimaal 15 spenen. Lager dan 15 ga ik niet. Maar ik heb ze ook met 16 tot zelfs 19 spenen. De Noor heeft iets minder levendgeboren biggen, maar ze zijn wel vitaler.”
Krusli
Overschakelen op SPF-dieren betekent ook aanpassen van het voer. Dat voorzag Arie al voordat hij ermee startte. “SPF-dieren zijn gezond en willen graag veel eten. Ze gaan heel gemakkelijk overeten”, verklaart hij. “Als je brok of kruimel voert, eten ze zich helemaal vol, maar de volgende dag zie je overal dunne mest liggen. Ga je veiliger voer maken, dan groeien ze onvoldoende en dat wil je ook niet. Toen vorig jaar het persen zo duur werd, ben ik meel gaan voeren.” Dat was voordeliger en geeft meer rust in de darmen volgens Theo ter Maaten, specialist varkenshouderij bij ABZ Diervoeding.
De dunne mest verdween, dus dat ging goed. Totdat de silo niet meer doorliep. “Daar zijn ABZ en ik heel lang mee aan het sleutelen geweest. Maar hoe beter de loopeigenschappen van het voer, hoe slechter het was voor de big. Vooral in de speenfase, waardoor de diarree weer terugkwam. Jonge biggen hebben gewoon heel fijn meel nodig. Speenmeel is het allerbeste wat je voeren kunt, maar dat wil niet zakken in de silo.”
Het werd een zoektocht naar de balans tussen rust in vertering en goede loopeigenschappen van het product. Daarbij is met verschillende productvormen, grove en fijne maling gewerkt. In een intensieve samenwerking tussen ABZ en Arie is toen de Krusli doorontwikkeld, speciaal voor dieren die darmgevoelig zijn zoals jonge SPF-biggen. Arie: “Het is hetzelfde product, maar dan iets korreliger en minder plakkerig. Het loopt vele malen beter in het systeem. Nu kunnen we er goed mee uit de voeten. De biggen krijgen Krusli in de eerste 14 dagen na het spenen. Het brengt een veel stabielere vertering en meer uniformiteit.”
Ogen en oren
ABZ Diervoeding heeft hoge waardering voor deze manier van samenwerken met de klant in de zoektocht naar een oplossing voor problemen. Omdat het een SPF-bedrijf is, kan de vertegenwoordiger immers niet elke dag het bedrijf bezoeken. De ogen en oren van de ondernemer en goede communicatie zijn in zo’n geval onontbeerlijk. Arie is kritisch genoeg om goed te kunnen zien of iets wel of niet werkt en zorgt voor de broodnodige terugkoppeling. Arie: “Ik overleg ook veel met Jacco Vessies, de nutritionist. We sparren veel en proberen ook wel dingen uit. We proberen eerst de darmgezondheid zo goed mogelijk op orde te krijgen, pas daarna richten we ons op groei.
Omdat het zeer fijn gemalen meel me bij de oudere biggen goed beviel, heb ik daar vrij snel een platbodemsilo neergezet. Hierdoor loopt het toch prettig in mijn systeem en is de vertering optimaal. Omdat ik de platbodemsilo nu heb staan en meel financieel interessant is, ben ik dit bij de oudere biggen blijven voeren, ondanks meer risico van meel op verstopping in de put. De overgang van speenkrusli naar biggenmeel loopt erg soepel.”
Rol van ABZ Diervoeding
Arie is erg tevreden over de samenwerking met ABZ Diervoeding. “Ik kan zelf met ideeën komen en daar kunnen we over praten. Ik krijg inzicht in de samenstelling, melding wanneer ze iets aanpassen en uitleg over wat ze verwachten dat het gaat doen. Dan kun je goed terugkoppelen of je dat ook ziet of juist niet. Zo kan ik meedenken en dat kan bijna nergens anders. Dat is ook de reden waarom ik van ABZ voer. Ik kan gewoon sparren en overleggen en dat vind ik heel belangrijk. Ik denk dat je verder komt als je mee kunt denken, omdat je zelf altijd tussen je dieren loopt. Dit past gewoon bij mij.”