Een pasgeboren big krijgt bij de geboorte abrupt te maken met een omgevingstemperatuur die minimaal 10°C onder de ideale temperatuur ligt voor een big. Om de lichaamstemperatuur op peil te houden, heeft een big behoefte aan biest.
Biggen worden namelijk geboren zonder vetweefsel, waardoor er nauwelijks energie beschikbaar is om op te teren. Naast de energievoorziening is biest ook heel belangrijk voor de opname van antilichamen om maternale immuniteit te ontwikkelen. Deze immuniteit is heel belangrijk, omdat het eigen immuunsysteem bij geboorte nog onvoldoende werkt. Biest bevat daarnaast ook nog eens opiumachtige eiwitten die ervoor zorgen dat de big slaperig wordt. Ook hebben deze eiwitten een verslavend effect en daarmee een stimulerend effect op de melkopname (SFR, 2013).
Productie van biest
De productie van biest start rond de 85e dag van de drachtperiode. Dit wordt veroorzaakt door de hormonen die ook verantwoordelijk zijn voor het op gang komen van het werpproces. Een daling van progesteron zorgt voor een piek in prolactine productie net voor het werpen en zodoende start de lactatie ofwel de biestproductie. Zeugen met een lage biestproductie hebben een hogere concentratie progesteron in het bloed, terwijl bij zeugen met een hoge biestproductie een laag progesteron niveau werd gevonden en juist een hoger niveau aan prolactine. Zeugen hebben ook een lagere biestproductie wanneer de geboorte wordt ingeleid.
Antilichamen
De bescherming richting immuniteit die een big meekrijgt vanuit de biest is afhankelijk van de hoeveelheid antili- chaam IgG. Wanneer het aandeel prolactine stijgt voor het werpen, stopt het transport van IgG naar de biest. Deze hoeveelheid wordt beïnvloed door het niveau aan antilichamen in het bloed van de zeug. Vaccineren van zeugen resulteert in een stijging van het aantal antili- chamen in het bloed en zodoende ook in de biest van de zeug. Ook oudereworps zeugen die meer blootgesteld zijn aan pathogenen laten in meerdere onderzoeken hogere concentraties aan antilichamen zien in de biest. Biggen van jongere zeugen zijn daarom kwetsbaarder aangezien zij via de biest minder bescherming meekrijgen.
Veel zeugenhouders zetten rondom het werpen Prelacto Fit XXL in. Dit voer bevat alle elementen om te zorgen voor een fitte zeug en een hoge biestproductie met veel antistoffen.
- Wilt u meer lezen over Prelacto Fit XXL? Klik hier >
- Wilt u meer lezen over biestkwaliteit? Klik hier >
Goede uierkwaliteit
Om alle biggen bij de zeug te kunnen spenen, is een goedgevormd en goed functionerend uier van belang. Er zijn twee belangrijke factoren die bepalen of een zeug 14 of meer biggen kan voorzien van biest en melk. De eerste is of alle biggen toegang hebben tot een speen en de tweede of de big er makkelijk en voldoende melk uit kan krijgen. Deze twee punten lijken vanzelfsprekend, maar in hoeverre wordt hierop gelet bij de selectie van gelten en zeugen? Het is bijvoorbeeld moeilijk om te bepalen of kleine spenen bij een gelt op het moment van selectie zich zal ontwikkelen tot functionele spenen op het moment van werpen.
Beoordeel de uier met de ABZ uierscan
Het optimum qua functionele goede spenen (lange, smalle spenen waarvan de sluitspier goed te zien is), zou minimaal het aantal biggen moeten zijn wat gemiddeld bij een zeug komt te liggen, waardoor ieder kwartier leeggedronken kan worden. Let er bij de selectie van gelten dan ook goed op dat er richting de toekomst minimaal 14 of zelfs 16 goede spenen onder zitten.
De plaatsing van de spenen is minstens zo belangrijk. Als een zeug 14 goede spenen heeft die vervolgens slecht bereikbaar zijn, dan wordt de biestopname uiteindelijk toch nog een moeilijk verhaal. Spenen zouden evenwichtig geplaatst moeten zijn met gelijke tussenruimte. De richting van de spenen is daarbij ook van belang, wat wil zeggen dat de spenen goed bereikbaar zijn wanneer een zeug op haar zij ligt.
Als praktisch hulpmiddel heeft ABZ een uierscan ontwikkeld. Hiermee kunt u aan de hand van beelden de toestand van de uiers objectief bepalen en vergelijken. Dit is belangrijk om in te kunnen schatten, hoeveel biggen bij de kraamzeug kunnen blijven liggen na het werpen. Het helpt u bij de selectie op grootbrengend vermogen van uw zeugen. De varkensspecialisten van ABZ adviseren u graag bij het gebruik van onze uierscan.
Uiervervetting
Ook met een goedgevormd uier kan de melkgift tegenvallen. Ervaring uit de praktijk leert dat het uierpakket van vettere zeugen vaak minder ontwikkeld is dan dat van schralere zeugen. De reden is uiervervetting. Vooral het voerschema van opfokzeugen is hierbij van belang. Gelten mogen bij het dekken niet te mager – vleestypisch – zijn, omdat ze dan de benodigde vetreserves, weerstand en hormonale ontwikkeling missen, maar ook niet te vet, omdat dan beenwerkproblemen en uiervervetting op de loer liggen.
Hoewel het risico op uiervervetting bij de huidige moderne genetica een stuk minder is, komt het in de praktijk nog voor. Een handig hulpmiddel hierbij is de GMI techniek. Daarmee kunnen we – ook al tijdens de opfok – heel precies de conditie van zeugen bepalen, oftewel de spek- en spierbedekking. Door hier bij gelten al op te sturen, zien we dat zeugen langer meegaan en meer biggen kunnen grootbrengen.
Bij een te hoog voerschema of voedingsfouten kan vet zich tijdens de dracht in de melkklieren nestelen, waardoor deze zich onvoldoende kunnen ontwikkelen. Het gevolg is dat de capaciteit van de melkklieren met zo’n 20% of meer terugloopt, waardoor de melkproductie in de zoogperiode flink tegenvalt. Een geleidelijke, gestage groei tijdens de opfokperiode is aan te raden. Een iets lichter uierpakket blijkt meestal ook voldoende melk te produceren.
Harde uiers
Bij een tegenvallende biest- of melkproductie kunnen ook harde uiers de oorzaak zijn. Soms speelt stuwing een rol, als gevolg van een te hoog voerschema in combinatie met een verkeerde verhouding aan voedingsstoffen aan het einde van de dracht en in de periode rondom werpen.
Wanneer er echt schijven of harde plekken in de uier te voelen zijn, dan kan een ontsteking de oorzaak zijn. De kans hierop is groter bij harde, keutelige mest. Bacteriën uit de mest kunnen de achterste uierpakketten besmetten. Als de mest té traag wordt kunnen hieruit endotoxinen voortkomen die nadelig zijn voor de melkproductie.
Vraag en aanbod
Wanneer er sprake is van harde uierpakketten is soms ook de melkgift – het aanbod – niet goed afgestemd op de vraag en kan er iets aan de hand zijn met de vitaliteit en het gewicht van de biggen. Drinkt een big niet of heel weinig, dan kan de productie van een melkklier na 24 uur al een heel eind afnemen en na 72 helemaal stilvallen.
Soms zijn de zeugen ook ‘te vroeg op de uier’, oftewel de melkproductie komt te vroeg, dus al een aantal dagen voor het werpen, op gang. De uier is dan al gevuld, maar er is nog geen vraag. Er komt dan een vergelijkbaar proces op gang als bij het spenen: omdat er (nog) geen biggen zijn die de melk opnemen, loopt de druk in de uier op en krijgt het een signaal om minder te gaan produceren. Hierdoor neemt de functionaliteit van de cellen die melk afscheiden af en loopt de melkproductie snel terug.
Als de biggen eenmaal geboren zijn, moet dit proces weer opgestart worden en dat lukt in de praktijk nooit meer optimaal. Pas in de volgende zoogperiode kan de uier weer op volle kracht biest en melk produceren.
Dynamo voeren
Met Dynamo voeren van ABZ kunnen we de uierkwaliteit optimaal beïnvloeden. Dynamo voeren is voer voor elk dier in elke fase, waarbij de behoefte centraal staat. Met kennis en innovatie zoals onze GMI-techniek kunnen we de conditie van de zeug, dus spek- en spierdiktes, nog beter in kaart brengen.
Zo hebben we de Prelacto Fit XXL ontwikkeld waarmee we de zeugen rondom werpen flink door kunnen blijven voeren, zonder dat dit een hoger risico op stuwing geeft. Ook ondersteunt Prelacto Fit XXL de vitaliteit van de biggen en het op gang komen van de biestproductie. Hiermee werken we met Dynamo Voeren aan een hoger rendement op uw erf. Dat noemen wij ‘Het beste dichtbij’.
Wilt u de uierkwaliteit van uw zeugen eens onder de loep nemen of meer weten over onze uierscan?
Neem dan contact op met uw varkensspecialist.
Contact team varkens >