Het aantal biggen per toom stijgt gestaag door. Mede als gevolg van de selectie op vruchtbaarheid, spieraanzet en productiviteit, maar ook door de inspanningen van de zeugenhouder op gebied van dekmanagement en voeding. Tegelijkertijd is er echter ook een stijging waarneembaar van het aantal doodgeboortes. Welke factoren zijn van invloed en wat is onze aanpak?
Als norm voor het aantal doodgeboren biggen wordt vaak 8% van het totaal aantal geboren biggen gehanteerd. In de praktijk blijkt dat veel bedrijven moeite hebben onder deze norm te blijven. Er zijn veel factoren die invloed hebben op het percentage doodgeboren biggen. Uit onderzoek [o.a. Vanderhaeghe et al., 2010 en 2013] blijkt dat dit de belangrijkste zijn: toomgrootte, worpnummer, conditie van de zeug en aandacht voor de zeugen in de kraamstal. Vaak hebben zeugen met >1 doodgeboren biggen in de vorige worp, ook in de huidige worp meer risico.
Zuurstoftekort
Kijkend naar het worpnummer dan is normaal gesproken het aantal doodgeboren biggen in de eerste, tweede en derde worp het laagst; vanaf worp vier loopt dit aantal op. En naarmate de toomgrootte toeneemt, zal ook het percentage doodgeboren biggen toenemen. Vooral zuurstoftekort bij de laatste biggen is hier de grote boosdoener (zie tabel links); bij een toom van 20 biggen duurt het werpproces al gauw ruim 3 uur langer dan bij 15 biggen [Oliviero et al., 2019]. Het werpproces zelf is dus de grootste risicofactor. Doodgeboren biggen komen dan ook in alle gewichtsklassen voor, het zijn niet per sé de kleinste biggen (zie tabel rechts).

Rechts: Doodgeboren biggen komen in alle gewichtsklassen voor.

Werpproces
Zeugen die vroeg werpen (vóór 114 dagen) hebben een hogere kans op doodgeboren biggen. Het is goed om te monitoren hoelang uw zeugen gemiddeld dragen en hoelang ze over het werpproces doen. Als uw zeugen binnen 4 – 4,5 uur werpen, zijn er het minst aantal doodgeboren biggen. Tussen eerste en tweede big mag circa 35 – 50 minuten zitten. Daarna is maximaal 15 minuten per big wenselijk. Zo krijgen uw biggen maximaal de kans om biest op te nemen in de cruciale, eerste 6 uur na de geboorte. ABZ Diervoeding adviseert om het werpproces zo min mogelijk te verstoren en zo het oxytocine-niveau op een hoog niveau te houden voor sterke baarmoedercontracties. Dit betekent zo min mogelijk behandelingen, het volgen van routine, het voorkomen van hittestress, voldoende afleidingsmateriaal en een goede hygiëne. En natuurlijk: extra aandacht in de kraamstal loont. Altijd.
Drachtperiode
De drachtperiode is erg belangrijk wanneer er sprake is van te veel doodgeboren biggen, de zeug moet bij het werpen de juiste conditie hebben. We gaan ervan uit dat een zeug in de dracht zo’n 60 kg in lichaamsgewicht toeneemt, maar het is belangrijk dat de zeug ook de benodigde millimeters spier en spek toeneemt. Met onze drachtvoeders – met de juiste eiwit/ energie-verhouding – is dit te bewerkstelligen. Ook is het belangrijk hoe een voerschema in de dracht is opgebouwd met voldoende herstel in de eerste weken. Het is raadzaam om eens de spek- en spierdikte op 85 dagen dracht en de dag voor werpen te monitoren. Regelmatig zien we dat zeugen, zeker met veel biggen, aan het einde van de dracht al in conditie afnemen. Met andere woorden, ze komen in een negatieve energiebalans terecht. Zeugen doen dan langer over het werpen en de biestproductie blijft achter.
Spierafbraak is negatief
Naast een negatieve energiebalans blijkt uit onze eigen proeven dat moderne, hoogproductieve zeugen gemakkelijk hun spierreserves aanspreken aan het einde van de dracht. Deze spierafbraak is heel nadelig voor de zeug en de biggen: de uniformiteit van de toom is minder, de melkproductie komt minder goed op gang en de vruchtbaarheid wordt negatief beïnvloed. Daarnaast lijkt er een relatie te bestaan tussen spierafbraak aan het einde van de dracht en het aantal doodgeboren biggen (zie onderstaande tabel). Bij ABZ Diervoeding hebben we veel onderzoek gedaan en veel ervaring opgedaan om deze afbraak van spieren in moderne zeugen te voorkomen.


Inzicht met GMI-techniek
Met de innovatieve GMI-techniek van ABZ kan haarfijn in beeld worden gebracht hoe uw zeugenstapel erbij staat voor wat betreft spier- en spekdikte. Uit onderzoek blijkt dat de conditie – zeker van moderne zeugen – niet aan de buitenkant is af te lezen. Grote en vaak oudere zeugen worden maar al te vaak te ruim ingeschat en op een te laag voerschema weggezet, zowel aan het begin als aan het eind van de dracht. Wij zetten onze GMI-techniek in om dit inzichtelijk te maken en stemmen voer en voerschema heel precies af op uw zeugenstapel. Zo kunnen we het aantal doodgeboren biggen in de hand houden.
Ondersteuning met Prelacto Fit XXL
Tijdens de transitieperiode veranderen er voor de zeug in een korte tijd veel zaken, waaronder de huisvesting, de overgang van dracht- naar lactovoer, de hormoonhuishouding en de opstart van de melkproductie. Om tijdens deze veranderingen de zeug te ondersteunen kan een prelactovoer ingezet worden. Onze prelactovoeders zorgen voor een soepele voerovergang, doordat grondstoffen en nutriënten goed op het drachtvoer aansluiten.
Dit komt de mestconsistentie ten goede, zorgt dat de zeug vlot werpt en veel kwalitatief goede biest produceert. We stimuleren bijvoorbeeld de aanmaak van antistoffen (Ig’s) in de biest. Daarnaast zijn de energiereserves van de zeug essentieel. Het prelactovoer voorziet de zeug van extra energie (in de juiste vorm) ter ondersteuning van het werpproces en uiteraard ook voor een goede de start van de melkgift door een aangepaste elektrolytenbalans. Ook aan de biggen is gedacht: Prelacto Fit XXL bevat een speciaal ingrediënt dat de zuurstofvoorziening tijdens het werpen een boost geeft. Zo kunt u het aantal doodgeboren biggen verminderen.

Blijven voeren
Uit Deens onderzoek [Kappel Theil et al., 2017] blijkt dat de tijd tussen de laatste voerbeurt en het werpen ook van invloed is op het aantal doodgeboren biggen. Hoe langer een zeug niet gevreten heeft, hoe lager de glucose-spiegel in het bloed en hoe groter het tekort aan snel-beschikbare energie een zeug voorradig heeft voor het werpproces. Wij adviseren dan ook om twee dagen voor werpen naar driemaal daags voeren te gaan.

Advies van ABZ
Veel factoren zijn van invloed op het aantal doodgeboren biggen. De prelactovoeders van ABZ zijn speciaal uitgerust om het aantal doodgeboren biggen te verminderen. Daarnaast heeft ABZ Diervoeding een breed assortiment aan zeugenvoeders, afgestemd op uw bedrijf. Wij adviseren u om regelmatig een uitgebreide GMI-analyse te maken van uw bedrijf. Onze varkensspecialisten helpen u hier graag bij. U kunt altijd contact met ons opnemen.
Contact