Met de huidige melkprijs worden alle pijlen gezet op productieverhoging. Zolang de meeropbrengst aan melk per koe hoger is dan de kosten die hiervoor gemaakt moeten worden, is dit interessant. Zeker nu het aantal koeien beperkt is, is saldoverhoging per koe de enige route naar een beter bedrijfsrendement. Om die reden hebben we afgelopen half jaar gezien dat veel bedrijven vet zijn gaan bijvoeren. Met de huidige prijzen voor de bypass vetten is het vanaf een melkprijs vanaf 25 cent interessant om bestendige vetten in het rantsoen op te nemen. Bypass vet is een zeer geconcentreerde energiebron die vrij direct invloed heeft op de verhoging van de productie.
Vetbronnen
Vet voeren is pas na het quotumtijdperk in de melkveehouderij in opgang gekomen. In de melkgeitenhouderij hebben we al langer ervaring met het gebruik van vetten om de melkproductie te verhogen. In afgelopen decennia zijn verschillende vetbronnen gebruikt en ook in onderzoek bij Schothorst Feed Research vergeleken. Hierbij hebben we gezien dat er nogal wat verschil zit in het type vet dat gebruikt wordt. Belangrijkste daarin is dat bepaalde vetten al bij kleine hoeveelheden de pensfermentatie negatief kunnen beïnvloeden. Ook zijn een aantal vetsoorten smaaknegatief, waardoor de droge stofopname daalt. Negatieve beïnvloeding van droge stofopname of pensfermentatie zorgt voor lagere azijn- en boterzuurproductie door pensbacteriën. Azijn- en boterzuur zijn ook belangrijke bouwstenen voor melkvet, dus die moeten zeker niet minder worden. Ook bij weidegang zie je vaak een daling van het melkvetgehalte grotendeels veroorzaakt door de onverzadigde vetten die van nature in vers gras aanwezig zijn. Door de jaren heen hebben we een aantal vetbronnen geselecteerd die het beste effect op productie hebben tegen de meest gunstige kwaliteit/prijsverhouding, zonder negatieve smaakeffecten. Dit zijn de gefractioneerde vetzuren, zoals Bergafat F100, die grotendeels bestaan uit verzadigde C16 vetzuren. Dit type vetzuur komt van nature ook het meest in melkvet voor en kan daarmee direct door de koe in het melkvet ingebouwd worden.
Vetbronnen | Ruw vet (g/kg) | C16:0 (g/kg) |
Bergafat | 990 | 800 |
Palmolie |
990 | 376 |
Lijnzaad | 370 | 26 |
Raapzaadschilfers | 108 | 4 |
Palmpitschilfers | 90 | 62 |
Bierborstel | 106 | 17 |
Wel energie, geen glucose
Veel producenten van vetten claimen dat je vanwege de hoge energiedichtheid van vet de energiebalans van melkvee begin lactatie kunt verbeteren. Diverse onderzoeken hebben uitgewezen dat dit niet het geval is. De koe lijdt begin lactatie niet zozeer aan een tekort aan energie, maar meer specifiek aan een tekort aan glucose. De hoge melkproductie vraagt dermate veel glucose (voor o.a. lactose), dat alleen met een hoge droge stofopname en een hoog zetmeelniveau de glucosevoorziening op peil komt. Vet voeren levert geen bijdrage aan deze glucosevoorziening, maar zal de koe juist extra belasten als de glucosevoorziening niet op peil is.
Vet voor persistente productie
Vet voeren begin lactatie kan dus om de productie te stimuleren, maar alleen als de overige nutriënten (glucogene energie, eiwitten en mineralen) ook voldoende aanwezig zijn. Daarbij heeft onderzoek uitgewezen dat een vetrijker rantsoen ook invloed heeft op de hormonale status van de koe. Na de lactatiepiek en bij dracht wordt de koe meer gevoelig voor insuline. Dit zorgt ervoor dat er meer energie opgeslagen wordt in de vetreserves en minder energie gebruikt wordt voor melkproductie. Hogere zetmeelniveaus eind lactatie stimuleren de insulineniveaus en daarmee de energieopslag.
Bij hogere vetgehaltes in het rantsoen stijgt het insulineniveau minder, waardoor de koe meer genegen is om de energie in melkproductie te steken. Om vervetting te voorkomen is het dus beter om meer vet en minder zetmeel te voeren vanaf de piek van lactatie. Tevens zijn er aanwijzingen dat dit een positief effect op de vruchtbaarheid bewerkstelligt, als het vet voeren begint rond het inseminatiemoment. Dit is in de praktijk goed te realiseren door naast de PEB-brok als opstartbrok een vetrijke brok (Actiefbrok 110/60 LN) als productiebrok te voeren, die pas vanaf 80 dagen lactatie op een hoger niveau gevoerd wordt.
Basisrantsoen
Vet in het basisrantsoen is vaak de meest praktische methode van verstrekken, waarbij alle koeien 200 tot 500 gram bypass vet gevoerd krijgen. Het gewenste niveau is afhankelijk van het rantsoen. Gras bevat iets meer vet dan snijmaïs, waardoor de grens voor maximale toevoeging eerder bereikt is. Ook bevatten bijproducten als bierbostel en maïsgluten vaak hogere vetgehalten. Ook diverse droge grondstoffen kunnen behoorlijk hoge vetgehalten bevatten (lijnzaad, raapzaadschilfers en palmpitschilfers). Een te hoog vetgehalte in het rantsoen werkt ook bij bypass vetten verstorend op de pensfermentatie en droge stofopname.
Zomer
Het effect op melkvetproductie is doorgaans duidelijk. Wel komt dit bij het ene bedrijf wat meer in de liters tot uiting en bij de ander in het vetpercentage. Naar de zomer toe is vet voeren zeker ook interessant. Dit om reden dat de vertering van vet in de koe, per VEM, minder warmte oplevert dan de omzettingen van andere energiecomponenten in het rantsoen (zetmeel, celwanden). Wel geldt ook in de zomerperiode dat vet niet de glucogene energie (zetmeel) kan vervangen die de verse koe hard nodig heeft.
P-efficiëntie
Onze rundveespecialisten hebben een rekentool om het voordeel van het gebruik van bypass vet snel in kaart te brengen voor uw bedrijf. Tevens kunnen zij bepalen of het in uw situatie raadzaam is om met vet de productie op uw bedrijf te verhogen, rekening houdend met de Actief-normen van het rantsoen. Ook hebben zij zicht op het feit in hoeverre het gunstig is op de P- en N-efficiëntie die enkele procenten kan toenemen, doordat vet wel VEM, maar geen extra fosfor of stikstof aan het rantsoen toevoegt.