Wanneer u voor de tweede snede gaat bemesten houd dan rekening met de nawerking van stikstof uit de eerste drijfmestgift. Door het aanhoudende koude weer tot Hemelvaartsdag komt nog relatief veel stikstof uit de eerste drijfmest gift ten goede aan de hergroei. Met name wanneer de droge stof opbrengst van de eerste snede minder was dan waar voor bemest, is dit het geval.
Werking coëfficiënt voor tweede snede | Beschikbaar per m3 bij 4,0 kg N/ton | |
1e drijfmestgift | 15% | 0,6 kg |
2e drijfmestgift | 50% | 2,0 kg |
Totaal | 2,6 kg |
Uitgaande van 4,0 kg N per kuub levert een 1e drijfmestgift van 30 m3 en een tweede drijfmestgift van 20 m3 zo’n 58 kg werkzame N voor de 2e snede. De beschikbare hoeveelheid kan dus op uw bedrijf al snel zo’n 20 kg N per ha méér zijn wanneer u de werkingscoëfficiënt van de 1e drijfmestgift hoger inschat dan 15%.
ABZ Diervoeding adviseert voor de 2e snede een gift van 80 – 100 kg N. U kunt met het bovenstaande gemakkelijk de kunstmestgift bepalen. Op veengrond kan het beste 80 kg worden aangehouden vanwege de N-levering van de bodem die nu ook volop op gang gaat komen.
Tip:
Maak een foto van uw gemaakte graskuil zodat u later weet waar precies de 1e snede zit. Dit geldt natuurlijk vooral bij over elkaar of tegen elkaar inkuilen. Schat de droge stof opbrengst in door de hoeveelheid m3 te vermenigvuldigen met 220 kg droge stof (rijkuil) tot 240 kg droge stof (sleufsilo). Verminder de geschatte ds-opbrengst met maximaal 15% in verband met het eventuele ‘zetten’ van de graskuil.
Heeft u vragen of wilt u met ons van gedachten wisselen over dit onderwerp? Neem dan contact op met uw rundveespecialist.