Het bemestingsseizoen is weer begonnen en daarom is het goed om na te denken over een bemestingsplan. Voor maaipercelen wordt er vaak bemest naar de verwachte opbrengt bij maaien. Bij beweiding ligt dat vaak anders, omdat koeien meerdere keren op weidepercelen terug komen en relatief jong gras eten.
Jong gras
De lengte van het gras is afhankelijk van het weidesysteem maar varieert vaak tussen de 10 en 20 cm. Dit jonge gras heeft per definitie een hoge voederwaarde en dan met name ook een hoog eiwitgehalte. De hoeveelheid eiwit in het gras is voor een groot deel afhankelijk van het weer, maar er zijn ook factoren waarop te managen valt. Zo is de organische stof, stikstof leverend vermogen en de bemesting mede bepalend voor het eiwit in het gras.
Kunstmestgift
Met dit in het achterhoofd is het wijs om de stikstofgift uit bemesting af te stemmen op het gewenste eiwitgehalte in weidegras. Voor zand en kleigronden betekent dit dat de weidepercelen zowel een drijfmestgift (20 m3) als een kunstmestgift (+/- 20-30 kg N) nodig zal hebben. Voor veengrond volstaat vaak alleen een drijfmestgift om voldoende eiwit in het weidegras te krijgen. Gedurende het jaar kan een eventuele kunstmestgift (+/- 30 kg N) op weidepercelen het beste worden gegeven nadat de koeien uit de weide zijn (bij stripgrazen/omweiden) of 1 dag in de maand over alle percelen tegelijk (bij standweiden systemen).
Onnodig hoog ureumgetal voorkomen
Door met de kunstmestgift op het gewenste eiwitgehalte te sturen, kunnen onnodige hoge ureumwaarden worden voorkomen en zullen de koeien makkelijker in balans blijven tijdens de weideperiode. Dit zal zorgen voor evenwichtigere droge stof opnames, een goede benutting van het weiderantsoen en betere gehaltes in de melk tijdens het weiden van de koeien.
Meer weten?
Vraag onze rundveespecialisten om tips. Zij helpen u graag!
Contact