In VoerExpert gebruikt ABZ Diervoeding het ‘nieuwe koemodel’ om de voeropname van de koeien op uw bedrijf zo goed mogelijk te schatten. De belangrijkste parameter die wij daarbij gebruiken is de F-factor. De F-factor geeft nauwkeurig aan in hoeverre de voeropnamecapaciteit van uw veestapel wordt benut. Wanneer u wel eens meekijkt met uw rundveespecialist is deze F-factor u vast niet onbekend. In de afgelopen periode is met praktijkonderzoek gekeken of theorie en praktijk overeenkomen. In dit artikel de achtergrond en praktijkresultaten van onze manier van schatten van de opname van rantsoenen met veel of juist weinig tot geen snijmaïs.
Management-factor
De F-factor of management-factor varieert tussen rantsoenen van 0,90 tot 1,20. Dit zijn echter uitschieters. Bij een goede veestapel met een productie-aanleg van 9.000 kg melk of meer zal een F-factor variëren van 0,95 tot 1,05. Bij 1,05 ligt de voeropname vijf procent boven het model en zal er sprake zijn van uitmuntend management en een zeer goede opname van kwalitatief goed ruwvoer. Bij een F-factor van 0,95 ligt de voeropname vijf procent onder het model. Er kan dan sprake zijn van een ruime krachtvoergift. Is dat niet het geval, dan is er verbetering nodig in het managen van de (voeding van de) koeien.
Verzadigingswaarde
De F-factor is het resultaat van de mate waarin de voeropnamecapaciteit van de koe wordt benut met eenheden verzadigingswaarde (VW). Met het gebruiken van het ‘nieuwe koemodel’ geeft ABZ Diervoeding unieke rantsoenadviezen, omdat wij rekenen met de specifieke verzadigingswaarde van elk voedermiddel. Bekijk op uw eigen gras- of snijmaïsanalyse de berekende verzadigingswaarde. Van een voedermiddel met een lagere verzadigingswaarde kan de koe meer kilogrammen droge stof opnemen.
Voorbeeld: snijmaïs heeft een verzadigingswaarde van 0,95. Graskuil heeft een verzadigingswaarde van 1,03. Dit betekent dat bij dezelfde F-factor dat een koe een hogere droge stof opname realiseert bij een hoger aandeel snijmaïs in het rantsoen. In onderstaande tabel ziet u een voorbeeld van de verzadigingswaarde van een aantal voedermiddelen.
Voedermiddel | Verzadigingswaarde |
Vers gras | 0,90 |
Graskuil, 1e snede |
0,98 |
Graskuil, 3e snede | 1,04 |
Snijmaïs | 0,95 |
Perspulp | 0,70 |
Sojahullen | 0,39 |
Sojaschroot | 0,29 |
Actiefbrok 110/65 | 0,30 |
Snijmaïs of gras
Twee stagiaires (Hendrik Hooghiemstra en Joris van der Pas) hebben in Noord- en Zuid-Nederland de werkelijke opname van het rantsoen vergeleken met de geschatte voeropname met ons rantsoenberekeningsprogramma VoerExpert. Dit betrof dus twee groepen bedrijven met respectievelijk 1,3 en 9,5 kilogram droge stof snijmaïs. Hoewel het soort ruwvoer in het rantsoen totaal verschillend was (grasrijk of snijmaïsrijk), was bij beide groepen bedrijven de F-factor met 1,02 precies gelijk. Blijkbaar zijn wij goed in staat om bij elk type rantsoen de voeropname goed in te schatten!
Hogere voeropname geeft meer melk
Omdat snijmaïs en krachtvoer een lagere verzadigingswaarde hebben dan graskuil, is de droge stof opname van een snijmaïs- en krachtvoerrijk rantsoen hoger. Dit zagen we ook duidelijk in het praktijkonderzoek terug. Verrassend was de vrijwel gelijke voerefficiëntie. Dit maakt dat de hogere melkproductie in het onderzoek gelijk op gaat met de gerealiseerde voeropname.
Grasrijk rantsoen | Snijmaïsrijk rantsoen | |
Kg d.s. snijmaïs | 1,3 | 9,5 |
KG d.s. opname totaal |
21,6 | 23,3 |
F-factor | 1,02 | 1,02 |
Kg meetmelk | 27,3 | 30,8 |
Voerefficiëntie | 1,29 | 1,31 |
Voersaldo Inclusief kosten ruwvoer t.w.v. € 0,15 per kg d.s. graskuil en snijmaïs |
€ 2,36 | € 2,61 |
Wat te doen bij minder snijmaïs?
De uitdaging is om een zo hoog mogelijke opname van droge stof te realiseren. Naarmate er minder snijmaïs wordt gevoerd, is dit dus moeilijker. Vanwege de derogatie-eis loopt het aandeel snijmaïs echter steeds verder terug. Ook bij een tegenvallende oogst kan een lager aandeel snijmaïs ineens de praktijk worden.
Er zijn drie oplossingen:
- Gebruik andere producten met een lagere verzadigingswaarde, zoals sojahullen, geplette of gewalste gerst/tarwe/maïs of een passend bijproduct.
- Maak een ruwvoerbalans en verdeel de 1e en 2e snede (lagere verzadigingswaarde) over een zo lang mogelijke periode.
- Vang een lager snijmaïsaandeel op met extra krachtvoer, met name bij de verse koeien (Startbrok PEB of Structo voeren).
Uitdaging
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat rundveespecialisten van ABZ Diervoeding prima in staat zijn de voeropname van uw melkkoeien in te schatten ongeacht het soort ruwvoer in het rantsoen. Een juiste schatting van de voeropname is de sleutel voor een kloppend rantsoen met het juiste krachtvoeradvies. Bespreek met uw rundveespecialist de werkelijke F-factor (management-factor) van uw huidige rantsoen. Zoek de mogelijke oorzaken op indien deze lager is dan 1,00 en maak een plan van aanpak.
Wanneer u wilt melken van veel ruwvoer van uw eigen bedrijf is een F-factor van meer dan 1,00 een prachtige uitdaging. Een gezonde en vruchtbare koe met een hoge melkproductie is het gevolg van een hoge voeropname.