Eerder beschreven we (onderaan deze pagina) de functies van de snavel, slokdarm en krop van de kip en hebben we de klier- en spiermaag aan u uitgelegd. Zo nemen we het gehele maagdarmkanaal van snavel tot cloaca met u door. Hieronder leggen we de darmen en cloaca van de kip aan u uit:
Over de darmen en cloaca van de kip
Het fijngemaakte voedsel komt uit de magen in het darmstelsel. De voorvertering en mechanische vertering, wat voornamelijk in de magen plaats vindt gaat, nu over naar de chemische vertering en absorptie in de darmen. Het darmstelsel bestaat uit de volgende delen: twaalfvingerige darm (duodenum), dunne darm wat onder verdeeld is in de nuchtere darm (jejunum) en de kronkeldarm (ileum), blinde darm (caeca) en de dikke darm (colon).
Twaalfvingerige darm
De twaalfvingerige darm is het eerste deel van de dunne darm. Hij bindt zich direct na de maagportier (pylorus). Dit is een kringspier die alleen de kleine delen uit de spiermaag doorlaat. De pH is op deze plek van de darm relatief laag, waardoor zich hier weinig bacteriën bevinden, enkele duizenden per gram darminhoud. Op deze plek worden de enzymen van de alvleesklier (trypsine, chymotrypsine, amylase en lipase) toegevoegd aan de darminhoud. De enzymen en zouten bewerken het voedsel zodat het door de darmcellen opgenomen kan worden. Vervolgens beweegt de inhoud zich door behulp van darmperistaltiek verderop in de dunne darm.
Dunne darm
De dunne darm bestaat uit drie delen: de duodenum het jejunum en ileum. De dunne darm is de belangrijkste plek voor de absorptie en vertering van koolhydraten, vetten en eiwitten. De voedingsstoffen worden afgegeven aan het bloed via de darmcellen. Om de totale oppervlakte, waar de darmcellen zich bevinden te vergroten, liggen de cellen niet in een plat vlak maar in vele kleine uitstulpingen. Deze uitstulpingen worden ook wel darmvlokken genoemd. Deze darmvlokken bestaan uit hobbels (villi) en kuilen (crypten) om zo het oppervlakte van de darmwand te vergroten. In de dunne darm vindt nog een reflux van de voedselbrij plaats. De dunne darm van de kip is evolutionair klein. Hoe minder gewicht je met je mee draagt, hoe makkelijker je kan vliegen. Daardoor vindt er een reflux plaats, de voedselbrij zal niet rechtlijnig door de dunne darm heen bewegen, maar met een antiperistaltiek ook terug bewegen voor een betere vertering. Alles wat verder niet wordt verteerd, transporteert de dunne darm naar de dikke darm.
Blinde darm
De blinde darm bevindt zich op de plaats waar de dunne darm overgaat in de dikke darm. Waar sommige dieren er hier maar één van hebben, heeft de kip er twee. Dit is de plaats waar fermentatie met behulp van bacteriën plaatsvindt. De darminhoud is hier donkerbruin gekleurd en veelal stroperig (pekachtig). Door de hogere pH bevinden zich hier meer bacteriën. Dit kunnen wel miljoenen bacteriën per gram darminhoud zijn. Ook wordt er op deze plek water geabsorbeerd en nitrogenen stoffen uit het spijsverteringstelsel getrokken. Daarnaast vindt hier vertering van ruwe celstof plaats. Vergeleken met rundvee en varkens is de hoeveelheid ruwe celstof die pluimvee verteert echter minimaal.
Dikke darm
In het laatste deel van de spijsverteringskanaal, de dikke darm, wordt ook water opgenomen. Bij de opname van het water worden ook de vitaminen uit het voer opgenomen. Het opnemen van het vocht zorgt ook voor het indikken van de darminhoud en wordt hiermee klaar gemaakt om het lichaam te verlaten. De laatste gedeelte van de dikke darm is de endeldarm. Hier wordt de ontlasting opgeslagen tot er voldoende ontlasting is aangekomen om het lichaam te verlaten.
Een belangrijk onderdeel van de darm is de slijmlaag die de darmcellen bedekt. Deze slijmlaag beschermt de cellen tegen bacteriën en tegen de gifstoffen die bacteriën produceren. De darmcellen worden vernieuwd vanuit de basis van de villus. Dat is in het dal wat ook wel de crypte genoemd word. Hier vindt de deling van de cellen plaats, waarna de nieuwe cellen in 5 tot 7 dagen doorschuiven naar de top van de villi.
Cloaca
De ontlasting verlaat het lichaam via de cloaca. Niet alleen de ontlasting maar ook het ei verlaat het lichaam via de cloaca. De cloaca van de kip is dus erg multifunctioneel. Tevens speelt de cloaca een belangrijke rol bij de bevruchting. De eileider en zaadleider komen hier namelijk ook op uit. Met betrekking tot het verteringsstelsel is vooral belangrijk dat bij de cloaca de ontlasting wordt vermengd met het urine zuur uit de nieren, aangezien een kip daar geen aparte uitgang voor heeft.
Over de klier- en spiermaag
Vanuit de krop loopt de slokdarm door tot de kliermaag. De maag van de kip bestaat uit twee anatomische delen, namelijk de kliermaag en de spiermaag. De kliermaag is een klein langgerekt orgaan wat bijdraagt aan de chemische vertering. De spiermaag draagt bij aan de mechanische vertering.
Kliermaag
De eerste gedeelte van de maag is de kliermaag. Ook wel de proventriculus genoemd en het meest te vergelijken met een menselijke maag. De kliermaag bestaat uit rijen klieren die pepsine, HCl en mucus produceren en afgeven aan het voedsel. De pH in deze maag is ongeveer 2 à 3. De lage zuurgraad zorgt voor het activeren van pepsine maar ook voor het oplossen van de kalkachtige stoffen. Ook zorgt het voor het inactiveren van ziekteverwekkende bacteriën die opgenomen kunnen worden. Verder worden er in de kliermaag enzymen geproduceerd die noodzakelijk zijn voor de vertering. Bovengenoemde aspecten zorgen samen voor de afbraak van eiwitten en vetten tot kleinere macro moleculen waarna het voer door gaat naar de spiermaag.
Spiermaag
Het tweede gedeelte van de maag is de spiermaag. Deze is samengeteld uit twee dikke spierschijven. Inwendig is de spiermaag bedekt met een harde hoornlaag. Grote grove grondstof deeltjes zoals maïs, tarwe of haver, wat nog niet chemisch afgebroken is, wordt in de spiermaag op een mechanische wijze afgebroken. De zeer sterke spierschijven zorgen door samentrekking voor een persende en wrijvende beweging van de voedselmassa. In combinatie met maagkiezel zorgt dit voor de mechanische verkleining van het voer wat zorgt voor oppervlaktevergroting wat de vertering ten goede komt. Het voeren van maagkiezel en/ of grit kan dit proces in positieve zin beïnvloeden. De retentietijd (verblijftijd) van structuurloos voer zal rond de 30 tot 60 minuten zijn, terwijl de retentietijd van grover voer kan oplopen tot 120 minuten. De spiermaag reguleert de opname hoeveelheid door verzadiging. Grove deeltjes zorgen voor een gezonde, getrainde gespierde spiermaag. Bij afwezigheid van grove deeltjes zal de overgang van de kliermaag naar de spiermaag wijder worden (dilateren) met als gevolg dat de spiermaag minder gespierd is en vaker maagzweren bevat. Verder zal de verzadigingsfunctie niet meer werken en het dier zich overeten, waarbij er druk op het hart en de longen kan ontstaan. Een gezond dieet bevat daarom altijd grove en/ of wat moeilijk verteerbare deeltjes. De spiermaag knijpt 4 keer per minuut samen. Hierbij worden deeltjes fijn gemalen, de verteringssappen uit de kliermaag zullen beter vermengd worden, maar er zullen deeltjes ook terug vloeien naar de kliermaag, en deeltjes die kleiner dan 1 mm zijn verlaten de spiermaag richting de dunne darm. Dit wordt gedoseerd en geregeld door de pylorische sluitspier tussen de spiermaag en dunne darm in.
Gezamelijke functie
De kliermaag en spiermaag hebben een afzonderlijke taken die onafscheidelijk zijn voor een goede vertering van het voedsel. Er is dus een reflux tussen beide delen, in rust zal er een gedeelte uitvloeien van de kliermaag naar de spiermaag en bij een contractie van de spiermaag zal een gedeelte teruggeduwd worden naar de kliermaag. Zo krijg je een optimale synergie tussen chemische en mechanische voorvertering.
Van snavel tot en met krop
Snavel
Je zult het misschien niet verwachten maar de snavel van de kip is een gevoelig orgaan waarmee het de omgeving kan aftasten, voer en water kan opnemen en het verenkleed kan onderhouden. Tevens is de snavel het begin van de maagdarmkanaal. In de bek van de kippen bevinden zich geen tanden en ook geen gehemelte. Op het verharde gedeelte boven in de bek zijn naar achteren staande papillen aanwezig die het voer naar de slokdarm sturen. Doordat de kip geen gehemelte heeft, kan de kip niet slikken volgens het onderdruk-principe (zoals bij de mens). Een kip kan dus ook niet drinken met de kop naar beneden. Doordat er geen tanden in de bek aanwezig zijn, word het opgenomen voer dan ook niet kleiner gemaakt of fijngemalen. Wel begint in de snavel al een deel van de vertering van het voer. In de bek zijn 8 speekselklieren aanwezig. Het hier geproduceerde speeksel mengt zich met het voer wat ze oppikken. Vervolgens strekken ze de nek waardoor het voer in de slokdarm belandt waarna het naar de krop gaat.
Slokdarm/ krop
De slokdarm bestaat (buiten naar binnen) uit spieren, een laagje bindweefsel en slijmvlies. In het bindweefsel bevinden zich kliertjes die slijm produceren. Dit slijm dient als glijmiddel. Het slijm zorgt er samen met de peristaltische bewegingen voor dat het voedsel naar de krop wordt vervoerd. Het vervoer naar de krop is dus niet een kwestie van naar beneden vallen onder invloed van de zwaartekracht. Het voedsel wordt naar de krop toe gebracht door middel van spierkracht en is een actief proces. De slokdarm heeft bij de kip een uitstulping (krop) die als voorraadvat dient van het voer dat is opgenomen. Hierdoor kan de kip in een relatief korte tijd voer opnemen zonder dat het beperkt wordt door de verteringscapaciteit Ook wordt het voer hier ingeweekt. Hiervoor scheidt de krop een zwelstof af genaamd ‘mucus’. Mucus zorgt er ook voor dat de maagdarmkanaal voorzien word van een film, een dun laagje beschermend materiaal dat er voor zorgt dat eiwitsplitsende enzymen geen kans krijgen om lichaamseigen eiwit (de darmwand) af te breken. In de krop zijn verder geen klieren aanwezig. Het aantal bacteriën in de krop kan variëren van 1.000 tot 100.000 per gram inhoud. De pH (zuurgraad) is hier tussen de 5 en 6.