Organische stof heeft vele belangrijke functies in de bodem en bepaalt de bodemvruchtbaarheid. Organische stof verbetert de structuur en doorlatendheid, verhoogt het vochtvasthoudend vermogen, houdt mineralen vast (CEC), stimuleert bodemleven en geeft weerbaarheid aan allerlei ziektes en gebreken. Lees de mogelijkheden en landbouwkundige voordelen van het inzaaien van een groenbemester na de maïs.
Maïsteelt
Door maïs te telen holt het effectieve organische stofpercentage met grote sprongen achteruit. Dit kan in de bouwvoor (25 cm) zomaar 3.000 kg per hectare zijn. Daarom is het belangrijk om deze afbraak en aanvoer op peil te houden. Dit noemen wij de organische stof balans.
Aanvoer organische stof
Aanvoer van organische stof vindt plaats door gewasresten (maïsstoppel: 600 kg/ha/jaar), drijfmest (33 kg/ton) en door het telen van een groenbemester.
Stel dat u 50 m³ RDM heeft gegeven in het voorjaar (33 kg/ton x 50), dan heeft u de bodem met 1.650 kg effectieve organische stof aangevuld. Als u de gewasresten hierbij optelt (600 kg) dan komt u op een totale aanvulling van 2.250 kg. Als u geen groenbemester teelt, staat de balans nu op -/- 750 kg per hectare en is ongunstig voor de opbrengst voor het volgende seizoen.
Wat is het doel van een groenbemester?
Een groenbemester heeft een aantal functies die de bodem en het volggewas ten goede komen.
- Aanvulling organische stof. Samen met gewas resten en organische mest blijft de organische stofbalans op peil. Het is daarbij wel belangrijk dat het gewas van de groenbemester op het land blijft.
- De ‘rest’ mineralen worden opgenomen door de groenbemester en spoelen in de winterperiode niet uit. Deze mineralen komen weer beschikbaar voor het volggewas.
- De wortels zorgen voor structuur in de bodem. Belangrijk in verband met waterafvoer in de winter.
- Het bodemleven wordt gestimuleerd en neemt toe.
- Bij een nat voorjaar is de grond eerder droog, omdat het gewas vocht vraagt.
Een groenbemester is bedoeld om op het land te blijven, maar in tijden van ruwvoerkrapte is het verleidelijk om hem af te maaien en naar huis te halen. De bovenstaande voordelen halveren dan.
Wanneer is welke groenbemester aan te bevelen?
Een grasgroenbemester heeft na de maïsteelt de hoogste waarde. Gras neemt namelijk de meeste mineralen op en zorgt voor de hoogste organische stofaanvulling. De meest gebruikte soorten zijn Westerwolds- en Italiaans raaigras.
Westerwolds raaigras heeft het voordeel dat het iets sneller kiemt en ook in het voorjaar eerder gaat groeien. Zijn wintervastheid is een fractie minder als Italiaans raaigras. Deze ‘fractie’ kan in sommige jaren wel het verschil maken. Denk aan nachtvorst.
Verder zijn beide grassoorten identiek en op het oog kun je geen verschil zien. Beide types zijn tetraploïd.
Wanneer het al bijna zeker is dat u de groenbemester gaat oogsten, en misschien wel voor meerdere snedes, is het een overweging om een Engels raaigras groenbemester te zaaien. Deze wortelt wat dieper, maar de graskwaliteit ligt hoger. Engels raaigras kan eventueel ook nog een jaar langer blijven staan, omdat de wintervastheid beter is. Dit type is wat duurder dan Westerwolds-/ Italiaans raaigras, maar blijft met de prijs nog ver onder de blijvend grasland mengsels.
Zaaizaadhoeveelheden: 25 kg/ha (zonder te maaien), 40-50 kg/ha (als er gemaaid gaat worden).
Graansoorten (voornamelijk rogge) kunnen ook gebruikt worden als groenbemester als het wat later wordt in de tijd. Zo na half, richting eind oktober, is het risico groot dat een grasgroenbemester niet met een mooie mat de winter ingaat.
Voeder/bladrogge is dan de beste en voordeligste optie en kiemt ook bij lage temperaturen. Het nadeel van rogge is dat het minder mineralen vasthoudt en als maaiproduct minder geschikt is dan een grassoort. De hergroei van rogge start in het voorjaar normaliter vroeger dan van raaigras. De biomassa wordt vooral in de laatste twee weken vóór het stadium van ‘aar schuiven’ opgebouwd. Het ideale oogsttijdstip valt hierdoor vaak begin mei.
Zaaizaadhoeveelheden: 40 kg/ha (zonder te maaien), 80 kg/ha (als er gemaaid gaat worden).
Verder zijn er nog meerdere groenbemesters die gebruikt kunnen worden, zoals gele mosterd, bladrammenas, Japanse haver e.d. Deze zijn in verband met zaaitijdstip en/of prijs echter minder geschikt voor na de maïs.
Aanvullende getallen:
Organische stofbalans:
– Afbraak organische stof teelt maïs -3.000 kg
– Voorbeeld aanvulling: Gewasresten 600 kg + Drijfmest 40 m3 = 1.320 kg (33 kg per m3) + Vaste mest 5 m3 = 400 kg (80 kg per m3)
– Tekort: 680 kg
Wat levert een geslaagde groenbemester aan die op het land blijft?
– Westerwolds-/Italiaansraaigras:1.100 kg
– Zaairogge: 850 kg
Vanuit de mestregelgeving is het, afhankelijk van de grondsoort, verplicht een vanggewas na de maïs te telen.
U teelt een vanggewas nadat u maïs heeft geteeld op zand- of lössgrond. Of in een met nutriënten verontreinigd gebied wanneer u gebruikmaakt van derogatie. Hiervoor zijn uiterlijke zaaidatums. Deze zorgen ervoor dat het vanggewas tijd heeft om te groeien. Zo kan het genoeg overgebleven stikstof uit de grond opnemen.
Binnen GLB Eco-activiteit Groenbedekking
Groenbedekking gaat over vanggewassen/ groenbemesters. Er zijn diverse gewassen die u hiervoor kunt inzetten. Italiaans-, Westerwolds- en Engels-raaigras vallen hier ook onder, evenals bladrogge.
Wilt u gebruikmaken van deze eco-activiteit? Houd dan rekening met de volgende eisen:
- U houdt uw perceel van 1 januari tot 1 maart voor minimaal 80 procent zichtbaar bedekt.
- U bedekt uw perceel met het vanggewas of de groenbemester die u hebt gezaaid in 2023.
- U gebruikt pleksgewijs gewasbeschermings middelen op maximaal 10 procent van het perceel. U werkt het gewas onder met machines, voorafgaand aan de hoofdteelt. Voor het onderwerken van het gewas spuit of brandt u het níét dood.
Rustgewas
Op onze website staat ook een artikel over rustgewassen. Om dit artikel te lezen, klik hier »
Conclusie
U kunt een groenbemester telen waarmee u landbouwkundig de voordelen voor uw bodem behaald, voldoet aan een vanggewas en kan meetellen als Eco-activiteit groenbedekking binnen GLB. De wet- en regelgeving op dit gebied is onderhevig aan veranderingen, voor bedrijfsspecifieke vragen kunt u contact opnemen met uw rundveespecialist of één van onze specialisten Plant & Teelt. Zij helpen u graag!
Team Plant & Teelt >