De zoektocht naar een eiwitbron uit de regio als alternatief voor soja uit Zuid-Amerika levert vooralsnog geen direct toepasbaar resultaat op. Dat concludeert Nevedi uit een vergelijkend rapport van Wageningen UR en Blonk Consultants. “We willen graag een veelbelovend alternatief dat grootschalig toepasbaar is. Dat is helaas nog niet in beeld”, zegt Henk Flipsen, directeur van Nevedi.
Een aantal leden van Nevedi is actief betrokken bij projecten die andere eiwitbronnen in beeld brengen en beoordelen. Wageningen UR vergeleek er een aantal en bracht deze week het onderzoeksrapport ‘Replacement of soybean meal in compound feed by European protein sources – effects on carbon footprint’ uit.
Het resultaat laat zien dat er enkele alternatieven zijn die gelijkwaardig scoren qua CO2 voetafdruk, waaronder sojateelt in Nederland of de Oekraïne. Om te concurreren met de huidige landbouwgewassen is een hogere en efficiëntere productie vereist, zo concludeert het rapport. Flipsen: “Dit zal tijd kosten. Naast de CO2 voetafdruk, beoordelen voerproducenten alternatieven op voederwaarde en prijskwaliteit-verhouding. In die combinatie heeft geïmporteerde soja een ijzersterke positie.” Een aantal (vochtrijke) toepassingen lijkt perspectiefvol, maar vergt meer onderzoek voor grootschalige toepassing. Alternatieven als meelwormen en insecten blijken niet milieuvriendelijker, onder meer omdat ze eerst gedroogd moeten worden voordat ze te gebruiken zijn in mengvoeders.
Verbond van Den Bosch
Volgens Flipsen zullen de Nevedi-leden doorgaan met hun betrokkenheid bij het zoeken naar alternatieven. “De vraag naar speciale concepten van vlees-, zuivel- en eierproducten blijft groeien. In die nichemarkten kunnen alternatieven die duurder zijn dan soja uit Zuid-Amerika hun plek verwerven. Dit zorgt er ook voor dat ze zich blijven ontwikkelen en wellicht aantrekkelijker worden voor bredere toepassing. Wereldwijd blijft de vraag naar eiwitgrond-stoffen toenemen. Vanuit onze afhankelijkheidspositie en om mineralenkringlopen in Europa sluitend te krijgen, zoeken we alternatieven. Dit is ook afgesproken in het Verbond van Den Bosch, op voorwaarde dat nieuwe eiwitbronnen geen negatieve duurzaamheidseffecten hebben vergeleken met de huidige.”
Wageningen UR vergeleek als alternatieven voor sojameel uit Zuid-Amerika sojaschroot uit Nederland en uit de Oekraïne, zonnebloemzaadschroot, pluimveevleesmeel, DDGS, meelwormen, algeneiwit en single cell proteins. Het onderzoek maakt deel uit van de publiek-private samenwerking Feed4Foodure in het kader van het topsectorenonderzoek. Nevedi werkt daarin samen met andere partijen aan de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij.
Soja is met een aandeel van gemiddeld 11% een voorname grondstof voor diervoeders. Door het erg hoge eiwitgehalte is soja geschikt voor verwerking in vrijwel alle soorten diervoeders. De gunstige aminozuursamenstelling, de hoge eiwitverteerbaarheid en het relatief gunstige energiegehalte zorgen samen voor een gunstige prijs-kwaliteitverhouding, vergeleken met andere eiwitbronnen. Op jaarbasis verbruikt de Nederlandse veestapel circa 1,8 miljoen ton soja, ruim 0,7% van de wereldwijde productie.