Verwacht u een bedrijfsoverschot? Dan heeft u een verwerkingsplicht voor een percentage van het overschot berekend in kg fosfaat. De verwerkingspercentages zijn afhankelijk van de regio van uw bedrijf en het jaar.
De verwerkingspercentages worden per jaar vastgesteld. Voor 2014 zijn deze als volgt:
Regio | 2014 |
Zuid: | 30% |
Oost: | 15% |
Overig: | 5% |
De regio’s zijn hetzelfde als de concentratiegebieden die gelden voor dierproductierechten. Bestaat uw bedrijf uit verschillende productielocaties die in verschillende regio’s liggen? Dan geldt voor uw hele bedrijf het hoogste verwerkingspercentage dat voor ten minste één van de locaties geldt. Aan het einde van het jaar moet de hoeveelheid mest die u heeft laten verwerken overeenkomen met het voor u geldende percentage van uw bedrijfsoverschot in dat jaar.
Uitzonderingen
Er zijn enkele situaties waarbij u uw verplichte verwerkingspercentage niet (volledig) hoeft te laten verwerken. Mogelijk worden er nog extra voorwaarden voor deze uitzonderingen vastgesteld.
Grenspercelen
Voert u mest af naar uw grond in het buitenland (grenspercelen)? Dan telt de hoeveelheid fosfaat die u afvoert niet mee voor uw verwerkingsplicht.
Drempelwaarde
Is de hoeveelheid mest die u moet laten verwerken kleiner dan de vastgestelde drempelwaarde? Dan hoeft u geen mest te laten verwerken. De drempelwaarde is in 2014 100 kg fosfaat. De drempelwaarde geldt na het bepalen van uw verwerkingsplicht (niet na het berekenen van uw bedrijfsoverschot).
Biologische bedrijven
U hoeft geen mest te laten verwerken als u een biologisch bedrijf heeft en de hoeveelheid biologische mest die u zou moeten laten verwerken afvoert naar een ander biologisch bedrijf.
Mest bedoelt voor champignonsubstraat
Voert u mest van paarden, pony’s of pluimvee af naar ondernemers die champignonsubstraat bereiden? Dan hoeft u deze hoeveelheid mest niet te laten verwerken. U vult op het Vervoersbewijs dierlijke meststoffen (VDM) de nieuwe opmerkingscode 72 in.
Afvoer naar landbouwbedrijf
Voert u uw totale bedrijfsoverschot rechtstreeks af naar één of meerdere landbouwbedrijven en voldoet u aan onderstaande voorwaarden? Dan hoeft u geen mest te laten verwerken. U sluit dan een Regionale mestafzet overeenkomst (RMO) af met de afnemer(s) van de mest. Deze uitzondering geldt alleen bij afvoer van uw totale bedrijfsoverschot. De voorwaarden voor deze vrijstelling zijn:
- Het bedrijf dat de mest afneemt, ligt hemelsbreed maximaal 20 kilometer vanaf uw productielocatie;
- De afnemer gebruikt de mest op zijn landbouwgrond;
- U voert uw totale bedrijfsoverschot af;
- Uw bedrijfsoverschot is in het betreffende kalenderjaar maximaal 25% van de totale mestproductie;
- U sluit vooraf een schriftelijke overeenkomst (RMO) af met de afnemer. U hoeft deze overeenkomst niet op te sturen, maar bewaart deze in uw administratie;
- Op het VDM vult u (de nieuwe) opmerkingscode 71 in.
Overeenkomsten
Verwacht u een bedrijfsoverschot en moet u een deel van uw overschot laten verwerken? Dan kunt u dit op drie manieren melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland om aan uw verwerkingsplicht te voldoen.
- VDM met opmerkingscode 61
Bij de afvoer van de mest naar de verwerker de opmerkingscode 61 gebruiken, anders telt deze niet mee voor de verplichte kilogram fosfaat die verwerkt moet worden. - Driepartijenovereenkomst mestverwerking
De driepartijenovereenkomst kan achteraf gemeld worden bij het RVO loket, echter zorg er wel voor dat dit in 2014 gebeurt. Met de afnemer van de mest dient echter wel vooraf een overeenkomst gemaakt te worden. Deze mag bewaard worden in uw eigen administratie. - Vervangende Verwerkingsovereenkomst
De Vervangende Verwerkingsovereenkomst (VVO), die ook gemeld moet worden bij het RVO loket, wordt geadviseerd als er mest wordt geproduceerd die minder geschikt is voor de verwerker. Ook als er geen verwerker in de regio aanwezig is, kan dit een alternatief zijn. Er is een schot voor de VVO tussen de pluimveehouderij en de varkens-/rundveehouderij. Dus een VVO afsluiten met een pluimveehouder die meer mest verwerkt of afvoert via een driepartijenovereenkomst, kan dus niet door een rundveeof een varkenshouder.
Door een toenemend aantal luchtwassers komt er ook meer spuiwater op de markt. Spuiwater valt onder de overige anorganische meststoffen. Bij gebruik als meststof gelden de regels voor het gebruik van stikstofkunstmest. Mengen van spuiwater met dierlijke mest is niet toegestaan, hierbij kunnen giftige gassen vrijkomen. Ook kan er ijzersulfaat ontstaan, deze wordt in de bodem omgezet in zwavelzuur wat de bodem verzuurt.