Voerstructuur staat de laatste tijd met de overschakeling naar onbehandelde hennen weer volop in de belangstelling en de meningen hierover blijken in de praktijk erg verschillend. Wat we vooral zien is een verschuiving naar fijner voer. De vraag hierbij is: Wat is nu eigenlijk de meest ideale deeltjesgrootte voor leggende hennen?
In het verleden zijn al diverse onderzoeken gedaan naar de fysieke werking van verschillende deeltjesgrootte in de hen. Aangezien de onbehandelde hen van binnen nog precies hetzelfde is als de behandelde, zijn de resultaten van deze onderzoeken ook nu nog goed bruikbaar.
Effect van deeltjesgrootte op het maag-darmstelsel van de leghennen:
Uit een literatuurstudie, uitgevoerd in opdracht van ABZ Diervoeding uit 2016, komen op dit gebied een aantal interessante punten naar voren. Kort samengevat zijn dit onder meer de volgende punten:
- Grove en middelmatig grove deeltjes resulteerden in een betere spiermaagontwikkeling in vergelijking tot kleine deeltjes. Een goede spiermaagontwikkeling is essentieel voor een goede darmperistaltiek. Indien de spiermaag zich onvoldoende ontwikkelt, als gevolg van te fijn voer, heeft dit een negatief effect op de grootte van de spiermaag en het functioneren van een gezonde darm.
- Grovere delen zorgen voor een langere verblijftijd en daardoor een lagere pH in de spiermaag. Hierdoor krijgen verteringsenzymen meer tijd (dus voldoende) om de nutriënten in het voer af te breken tot benutbare delen voor de dunne darm. Daarnaast worden bacteriën beter gedood door deze lagere pH. Het gevolg is een betere benutting van de nutriënten en energie.
- Het blijkt dat de spiermaag de deeltjes dermate verkleint dat in de inhoud van de twaalfvingerige darm al niet meer te onderscheiden is of een hen grof of fijn voer heeft gehad.
- Hennen die grof voer aten, hadden langere villi in het duodenum, waardoor er een groter oppervlak beschikbaar is voor de opname van nutriënten. Daarnaast hadden deze hennen grotere darmklieren, wat wellicht voor een betere vertering kan zorgen. Waarom er grotere darmklieren en langere villi ontstaan door de grove deeltjes is onduidelijk. Wel is het meerdere malen bewezen dat deze effecten een belangrijke rol spelen bij goede darmgezondheid.
- Ook vezels leiden tot een hoger gewicht van de spiermaag en verlengen de verblijftijd van de voedselbrij in het maag-darmkanaal.
Selectieve voeropname hennen
Al deze onderzoeken geven aan dat grover voer beter is dan fijner voer. De praktijk is echter weerbarstig, hennen hebben een voorkeur voor het eten van grove deeltjes. Deze vorm van selectieve voeropname kan er in resulteren dat niet alle dieren in een koppel de hoeveelheid voer en de voersamenstelling krijgen die aansluit bij de behoefte van de leghen. Dit komt doordat de grove delen van het voer aan het begin van de ketting opgegeten worden. Hierdoor zijn er geen grove deeltjes meer achteraan de ketting. Dit blijkt ook uit een proef die door ABZ in combinatie met de eerdergenoemde literatuurstudie is gedaan. Deze laat zien dat met name in voersystemen met een (sleep)ketting het rantsoen en de structuur voor de hennen voor aan de ketting anders is dan voor de dieren achter aan de ketting. De snelheid waarmee de ketting loopt heeft hier maar weinig invloed op.
Het beste uit twee werelden: homogene voerstructuur
Bij u in de stal zullen we dus het beste moeten zoeken uit deze twee werelden. We willen het positieve effect van grove deeltjes benutten, maar tegelijk ook zo min mogelijk ontmenging en selectieve opname realiseren. Dit kan door de structuur zo homogeen mogelijk te maken, zonder alles helemaal fijn te malen. Om dit te bereiken voeren we continu controle uit op de structuur van zowel de enkelvoudig gewalste grondstoffen als de eindvoeders die we produceren. We streven ernaar om zo veel mogelijk deeltjes in het voer tussen de 1 en de 2,5 mm te krijgen. Deeltjes van 1 mm of net daaronder zijn al voldoende om het gunstige effect van grove deeltjes op te wekken.
Om selectief eten te voorkomen, zijn er ook in de stal diverse maatregelen te nemen waar vooral met nieuw- of verbouw goed naar gekeken kan worden. Bijvoorbeeld door te kiezen voor een voersysteem dat de minste kans geeft om selectief te eten. Ook vanuit het midden van de stal twee kanten uit voeren, kan het probleem verkleinen. Hetzelfde geldt voor voerniveaus en het aantal voerbeurten. De pluimveespecialisten van ABZ willen deze punten graag eens met u doornemen!